Het was weer volledig misgegaan. Ik had jou in je gezicht geschopt en jij had een kussen in mijn gezicht gedrukt. Ik had geschreeuwd dat ik mezelf van kant zou maken, jij zei dat jíj het dan in ieder geval niet hoefde te doen. Het was begonnen om een verstopte vaatwasser, het eindigde in wat normale mensen een 'familiedrama' noemen. Huiselijk geweld komt alleen voor bij randfiguren, en bij ons. Nu zaten we in de wachtkamer van onze therapeut. Het enige dat ons van de randfiguren onderscheidde. Die kregen hoogstens een buurtcoach aan de deur.
'Ze is relatietherapeut, maar ook seksuologe', zei ik toen ik je ervan probeerde te overtuigen om samen met iemand te gaan praten.
'Wat moet ik met een seksuologe?', had je gevraagd. 'Ik ben seksueel gezond.'
'Seksueel ben je gezond', zei ik.
'Wat bedoel je dan?', vroeg je.
'Dat ze relaxed is. Iemand tegen wie je gemakkelijk praat.'
Je geloofde niet dat ze onze problemen op zou lossen. Ik geloofde dat ook niet. Maar wij geloofden de verkeerde dingen. Wij geloofden dat je elkaar de hersens in moest slaan als we niet tevreden waren. Misschien kon de seksuologe ons bekeren.
'Waar willen jullie het vandaag over hebben?' vroeg ze.
'Ik mag nooit chagrijnig zijn', zei ik terwijl ik aan haar gezicht probeerde te zien op wiens hand ze was.
'Chagrijnig? Ze is altijd depressief', zei je.
'Wat een gelul', antwoordde ik.
'Is die lamp van 200 euro dan ook gelul?' vroeg je terwijl je stem oversloeg op het woord 'gelul' en ik een lach moest onderdrukken. 'Wat voor lamp?' vroeg de seksuologe.
'Zo'n ding tegen winterdepressies. Zodat ze niet de hele dag in bed wil
liggen.'
'Hij was geen 200 euro', siste ik. 'En ik heb hem zelf betaald.'
Ik had de lamp aangeschaft nadat ik een week in de inrichting had doorgebracht. Iedere ochtend moest ik me om half 8 's ochtends melden bij de portier. In de wachtkamer zaten patiënten futloos in hun stoel. Sommigen lagen over de leestafel, of met hun hoofd in hun schoot. Ik las er Mijn Geheim en Psychologie Magazine, tot ik door een verpleger gehaald werd die me naar een kamer bovenin het gebouw bracht. In de kamer stonden vier lampen met een timer. De verpleger draaide de timer op 30 minuten en liet me achter. Vaak zat ik er met nog een paar andere vrouwen. Ik was dan de enige niet-Surinaamse. Ik keek tijdens die minuten in de lamp, en af en toe naar buiten, waar de zon langzaam op kwam. Ik praatte niet met de anderen. Een van hen draaide meestal zelf nog een paar minuten erbij op haar klok. Ik vond het sympathiek van haar dat ik getuige mocht zijn van deze oplichterij. Ik had veel onderzoek naar de effecten van de lamp gedaan. Na 30 minuten zou het geen effect meer hebben. Ik zei er niets over.
Na de week moest ik een vragenlijst invullen over hoe ik me voelde, die werd vergeleken met de antwoorden die ik vóór die week op de vragen had gegeven. Ik was vooruit gegaan, werd me verteld, maar dat ik helemaal uit mijn winterdepressie gekropen was, durfden ze ook niet te zeggen. Ik mocht een week langer blijven, zeiden ze. Ik sloeg dat aanbod af. Ik geloofde niet dat ik in de inrichting, waar de mensen lusteloos over de leestafel lagen, beter zou worden. Op internet vond ik een meisje dat een tweedehands lamp aanbood.
Jij bracht me naar haar huis, in een buitenwijk van Utrecht. 'Waarom verkoop je de lamp?', had jij aan haar gevraagd.
'Omdat ik met anti-depressiva begonnen ben', zei ze.
Op de weg terug zeiden we niets tegen elkaar. Maar ik wist wat je dacht. Zelf dacht ik: de flat van het meisje met de lamp, in deze
achterbuurt van Utrecht, is nog erger dan de wachtkamer van de inrichting waar de mensen met hun hoofd in hun schoot liggen.
'Gebruik je de lamp nu?' vroeg de seksuologe.
'Nee', zei ik. 'Ik ben momenteel niet depri.'
'Niet depri?', lachte je. 'Jij bent altijd depri. Jij bent depri geboren.'
De seksuologe stond op uit haar stoel.
'Ik ga even ingrijpen', zei ze terwijl ze met een stift iets op het bord boven haar schreef. 'We pakken weer even het schema erbij.'
Beeld: Anouk Vercouter
Het schema was er om ons handvatten voor een gezond gesprek te geven, dat niet kon escaleren. Ik verheugde me iedere sessie op het schema. Het maakte me rustig. Ik vroeg me af of er nog meer schema's in het leven bestonden, voor andere dingen. Of ik volgens een schema een werkgever kon hebben, aan wie ik een hekel had omdat ik hem dom vond, zonder dat dat uit de hand zou lopen. Dat ik me nooit meer gekleineerd zou voelen door rijke vrienden, omdat ik de volgeling van een schema was geworden. Of een schema dat mij hielp om geen pijn te voelen. Zoals wel vaker wanneer ik me liet inspireren door iets, wilde ik nu mijn hele dag om schema's laten draaien. Mijn liefde voor schema's ging alles te boven.
'We moeten afronden', zei de seksuologe na een tijd. 'De tijd is om.'
Ik schrok. Nu al? Onmogelijk. Ik voelde dat mijn lijf begon te trillen. Ik werd boos. Ik begon te schreeuwen. 'Dit kun je niet maken!', riep ik naar de seksuologe. 'Je kan me niet zo de straat op sturen. Ik heb meer nodig! We moeten doorgaan met het schema. Dit is een medische fout!' Het liefst had ik haar in haar gezicht geschopt.
Jij gaf haar een hand, bedankte, en tilde mij over je schouder de praktijk
uit. Je sloeg me, alsof ik een baby was, zachtjes op mijn billen.
'Idioot', zei je op kalme toon toen we op straat stonden. En: 'Ik heb zin om heel veel kussen in je gezicht te drukken.'
Dat deed je. En ik hield meer van jou dan van alle handvatten bij elkaar.
Met dit verhaal won Olga Kortz de Boekenweekschrijfwedstrijd, die dit jaar in het teken stond van het thema 'waanzin'. De jury noemde het een 'mooi, twinkelend en ontroerend' verhaal. Behalve Olga wonnen ook Derk Fangman en Sara van Gennip.