Sommige filosofen beweren dat de kern van de menselijke conditie eruit bestaat dat men gedwongen is tragische keuzes te maken. Willem Claassen maakte op jonge leeftijd zo'n keuze: die voor Feyenoord, en in het bijzonder voor John Metgod, een lelijke centrale verdediger, terwijl er genoeg alternatieven voorhanden waren - Ajax, PSV, NEC. Het bleek de weg van de meeste weerstand. In de trein naar Nijmegen overdenkt hij deze beslissing.
Op het balkon van de intercity-dubbeldekker stonden twee jongens van mijn leeftijd, misschien iets jonger. Ze droegen het witte shirt met de rode balk, hadden een blikje bier in de hand en zongen met hese stem.
Ajax Amsterdam olé, olé
Ajax Amsterdam olé, olé
Ajax Amsterdam
Ajax Amsterdam
Ajax Amsterdam olé, olé
Het was de avond dat Ajax werd gehuldigd na het behalen van weer een kampioenschap, begin mei. Ik liep ze voorbij met een flauw glimlachje, ging de trap af en koos de eerste de beste lege stoel. De jongens waren nog goed hoorbaar. Ik stoorde me er aan. Even twijfelde ik of ik niet een andere wagon zou opzoeken, maar ik bleef toch maar zitten. Aan de andere kant van het gangpad zat een jongen die zijn woede nauwelijks kon inhouden. Zijn gebalde vuisten steunden krampachtig op zijn knieën.
‘Nephooligans,’ siste hij.
‘Hou je nou maar stil,’ fluisterde zijn vriendin.
Voor mij begon het met John Metgod. Dat is het enige wat ik me er nog van herinner, de kalende John Metgod voor de camera van Studio Sport. De finale van de KNVB-beker was net afgelopen. Feyenoord had met 3-0 gewonnen van Roda JC. Metgod stond bij de zijlijn, op de achtergrond vierden zijn ploeggenoten feest. Waarschijnlijk was het Jack van Gelder die een microfoon onder zijn neus hield.
De eerste tien jaar van mijn leven interesseerde ik me niet voor voetbal. Ik begreep niet wat er nou zo fantastisch was aan dat spelletje, in tegenstelling tot mijn oudere broer, die in de C1 van Beuningse Boys speelde, voetbalplaatjes spaarde en de competities van vijf landen bij hield. Maar ineens was daar de vonk, op een verjaardag. De zon scheen en we hadden een veldje met kleine doeltjes tot onze beschikking. Ik scoorde. Niet veel later won Feyenoord de KNVB-beker.
In de buurt van Nijmegen was iedereen in die tijd voor Ajax of PSV. Mijn broer: PSV. Mijn zus: Ajax. NEC speelde in de eerste divisie en was geen optie. Die bekerwedstrijd, ik herinner me er niks meer van, behalve een pratende John Metgod, misschien wel de onaantrekkelijkste profvoetballer die ooit de Nederlandse velden heeft betreden. Hij schetste een beeld van Feyenoord dat me aansprak, dat me op dat moment deed kiezen voor de club uit Rotterdam-Zuid. Een keuze die voor menig voetballiefhebber meer impact heeft dan het kiezen van een levenspartner. Van club wisselen, dat doe je niet. Nooit.
Underdog en volksclub
Dat verhaal van Metgod voor de camera over Feyenoord als underdog en als volksclub, ik heb het geweten. Natuurlijk, ik heb mooie momenten beleefd als Feyenoord-fan. Met József Kiprich, die er uitzag als een oude, kromme man maar op de een of andere manier steeds tussen de verdedigers door wist te glippen. Met John de Wolf, die eens tegen PSV gewond raakte aan zijn hoofd, bloedde als een rund, maar gewoon doorvoetbalde en de ploeg op sleeptouw nam. En met Taument, Cruz, Van Gastel, Larsson, Van Hooijdonk, Kalou, Van Persie. Dan was het juichen in de woonkamer. Maar vaker heb ik me verbeten. Dan hoopte ik, tegen beter weten in, op een overwinning en, naar mate de wedstrijd vorderde, op een gelijkspel. Eén keer heb ik op mijn slaapkamer alle posters van de muur getrokken. Verloren van Ajax, uiteraard. Mijn zus stond in de deuropening met de armen over elkaar te lachen, met haar Davids en haar Seedorf en haar Van der Vaart. Ik zei tegen mezelf dat het genoeg was, dat ik voor een andere club moest kiezen. Zoiets kun je bedenken, maar je gevoel gaat er niet in mee. Je bent en blijft voor Feyenoord.
Ik ben bepaald geen fanatieke supporter. Ik kijk samenvattingen en slinger zo nu en dan een vreugdekreet naar het beeldscherm. Slechts twee wedstrijden van Feyenoord heb ik live gezien. In het NEC-vak. Er zijn jaren geweest dat ik niet alle basisspelers bij naam kende en jaren dat ik alleen via Teletekst wist hoe Feyenoord het had gedaan. Ik zal daarom nooit naar een huldiging gaan. Ook zal ik nooit zingend in een trein staan. Ik ben simpelweg niet fanatiek genoeg om daar anderhalf uur voor te reizen.
De trein had Arnhem verlaten. Nog één station te gaan: Nijmegen. Ik hoorde hoe ze op het balkon de stadionklassieker ‘Clarence Seedorf is seropositief’ verbasterden tot ‘Frank de Boer is een goeie Ajacied’. Misschien is het omdat ik een grondige hekel heb aan Ajax, maar ik vond ze treurig, die jongens met hun blikjes bier. En hen niet alleen, de trein zat nog vol met zulke nephooligans. In Arnhem was er al een hele lading uitgestapt, luid zingend, een kermis aan vlaggen en sjaaltjes. In Nijmegen zou straks hetzelfde gebeuren. Ik minachtte die lui. Ze deden alsof ze zelf kampioen waren geworden. Maar het ging om een club die altijd en overal wint. Zeker in de jaren negentig, toen deze supporters nog jong waren, toen zij die ene belangrijke beslissing moesten nemen. Toen NEC nog te klein was en zij voor Ajax kozen. De weg van de minste weerstand. Ze hadden ook voor iets anders kunnen kiezen, een club waar niemand voor was. Ze hadden voor John Metgod kunnen kiezen. Een lelijke centrale verdediger, met het hart op de juiste plek.