Deze week is de Pakistaans-Nederlandse Faiyaz Jafri een van de artists in focus op het KLIK Amsterdam Animation festival. Lara Maassen spreekt de drukbezette animator over zijn werk, zijn boodschap en zijn publiek. 'Ik ga niemand pleasen, ik ga het niemand makkelijk maken.’
Mijn eerste kennismaking met Faiyaz Jafri gaat via één van zijn animaties: This Ain’t Disneyland. Vijf minuten lang zie ik Bambi’s van de ineenstortende Twin Towers af vallen. Een meisje zingt vrolijk ‘It’s a whole new world and nobody cares’. In een andere animatie ligt een plastic-achtige, naakte vrouw op de grond van een verlaten parkeergarage. Volgens het bijschrift in een ‘galaxy far away’. Is het maatschappijkritisch, vraag ik me af? Utopisch? Dystopisch? Jafri maakt ook reclames voor Coca Cola, lees ik ergens anders. Welke boodschap wil hij vertellen?
Uiteindelijk spreek ik hem – na een hoop heen-en-weer mailen, de man is druk – via Facetime. Daarin worden mijn belangrijkste vragen meteen beantwoord: nee, het is geen kritiek, geen utopie of dystopie, hij observeert gewoon. Ja, hij maakt ook commercieel werk. Dat is waar hij ooit mee begon, toen hij in de jaren 90 afstudeerde aan de TU Delft en gefascineerd raakte door de computer. Pas jaren later, toen de crisis uitbrak en hij allang in New York woonde, had hij ineens geen werk meer. Toen is hij zich steeds meer op dat andere gedeelte, de kunst, gaan storten.
En dat was niet voor niks. Inmiddels is Jafri, geboren in Goes als kind van een Pakistaanse vader en Nederlandse moeder, één van de meest gevierde animators ter wereld. Hij maakt films, muziek en installatieprojecten, heeft zijn eigen festival in Hong Kong en doceert aan Parsons en Queens College. Deze week komt hij terug naar Nederland, voor het KLIK Amsterdam Animation Festival, waar hij één van de artists in focus is.
Ik bel hem als hij net op de trein staat te wachten, terug naar New York. ‘Vind je het goed als ik je even in m’n broekzak stop?’ vraagt hij na onhandig met zijn telefoon over een Amerikaans station te hebben gelopen. Dat vind ik goed. Jafri is net geland. Hij was op een animatiefestival in Ottawa. Nu gaat hij weer naar zijn huis. Nadat hij een goed plekje in de veel te drukke trein heeft gevonden begint onze conversatie pas echt.
Je noemt je stijl ‘hyper-onrealistisch’. Wat bedoel je daarmee?
‘Veel kunstenaars gebruiken de computer om hun werk realistischer te maken. Daarmee verbergen ze het digitale aspect zoveel mogelijk: het mag vooral niet te veel opvallen dat Adobe je heeft geholpen. Ik heb dat nooit gewild. Al vanaf het begin van de computer wil ik júist die digitale esthetica laten zien en onderzoeken wat je daarmee kunt. Daarmee een nieuwe, andere wereld creëren, in plaats van onze wereld nabootsen.’
Nieuwe, zelfs onrealistische werelden kun je toch ook maken met een blik verf?
‘Jazeker. Ik heb vroeger ook getekend, geboetseerd en met videocamera’s gewerkt, maar de computer voelt gewoon als ‘mijn’ medium. Op mijn MacBook heb ik volkomen controle over het proces. Er gebeurt niks per ongeluk. Als ik iets in mijn hoofd heb, kan ik dat precies uitvoeren hoe, waar en wanneer ik dat wil.’
‘Het digitale veld ontwikkelt zó snel. Toen ik begon met animeren, programmeerde ik iets en moest ik steeds vijf minuten wachten om te zien wat het resultaat was. Nu kan ik meteen zien wat ik doe. Ik heb het idee dat ik nog maar net begonnen ben. Het is alsof je als schilder wakker zou worden en er bestaan ineens vijf nieuwe kleuren; zo snel gaan de ontwikkelingen. Het verhaal dat ik vertel, evolueert niet alleen door mijn eigen levenservaring, maar ook door het steeds volwassener worden van computers.’
Waar gaan jouw verhalen over?
‘Over alles wat ik observeer. Maar mijn grootste uitgangspunt zijn ‘neo-archetypes’, zoals ik ze noem. Universele verhalen die je kunt vertellen door beelden die eigenlijk iedereen wel herkent. Vroeger had je het idee van de Jungiaanse archetypes: beelden zoals ‘de moeder’ of ‘het kind’ die we, ondanks dat ze voor iedereen net iets anders zijn, toch allemaal delen.
Volgens mij zijn er zoveel nieuwe te vinden in deze wereld. Kijk hoe snel een meme zich verspreidt. En iedereen kent het beeld van Darth Vader wel. Die beelden wil ik gebruiken, om juist weer nieuwe combinaties mee te maken.’
Toch begrijp ik niet altijd wat je boodschap is als ik Disney-figuren en futuristische kleuren door het beeld zie gaan.
‘Nee. Wie naar mijn animaties kijkt, zal raakvlakken vinden en ze soms ook juist missen. Het moet ook een beetje ongemakkelijk worden en irriteren, in plaats van dat je zo’n lekker middelmatig en afgerond verhaal voorgeschoteld krijgt.
Volgens mij zijn mensen ook niet meer geïnteresseerd in uitgekauwde, lange verhalen. Ik hoor wel eens dat millennials zo’n lage attention span hebben dat ze overal doorheen klikken, dat ze nooit écht geboeid zijn. Maar volgens mij klopt dat niet. De mensen van nu hebben gewoon de capaciteit om dingen veel sneller te communiceren en interpreteren. Dat vraagt om een andere manier van vertellen. Laatst hoorde ik bijvoorbeeld van een film die zich niet chronologisch afspeelt, maar steeds vijf scenes tegelijk laat zien. Kijkers konden dat prima volgen.’
Je bent zelf van Pakistaanse en Nederlandse afkomst, in Nederland opgegroeid. Wat beschouw je als je moedertaal?
‘Nederlands voelt nog steeds als ‘mijn taal’, ondanks dat we thuis twee talen spraken. Maar ik voel me meer New Yorker dan wat dan ook.’
Zou je je werk Amerikaans noemen?
‘Ik kijk eigenlijk nooit naar één land. Behalve This Ain’t Disneyland – dat is één van mijn meest persoonlijke animaties. Ik heb het in New York zien gebeuren. Ik stond op mijn dak en zag hoe de Twin Towers in elkaar stortten. Voor mijn generatie was dat denk ik echt een paradigm shift. Ik had het er zo moeilijk mee, ik heb een jaar lang bijna niks geproduceerd. Het was haast gênant. Er gebeuren overal dingen ter wereld, maar nu… Het was zo raar omdat New York helemaal niet zo ‘anti’ de rest van de wereld is. Ik had nooit verwacht dat het daar zou gebeuren.’
Bij This Ain’t Disneyland vallen digitale Bambi’s van het World Trade Center. Waarom die fascinatie met Bambi?
‘Toen ik klein was, dacht ik altijd dat Bambi een meisje was. Ik denk door de naam, maar ook door dat kontje in de lucht – het heeft gewoon iets vrouwelijks. Toen kwam ik erachter dat Bambi een jongetje was. En dat Bambi ook heus niet alleen onschuldig is: hij is best verleidelijk en erotisch. Die dualiteit vind ik interessant.
Mijn werk gaat veel over erotiek en onschuld, en Bambi vertegenwoordigt dat voor mij. Ik gebruik hem in animaties, maar ik heb ook drie meter hoge Bambi-beelden in Taiwan gemaakt, Bambi’s ge-3D-print, en op sjaals laten drukken.’
Toch voel ik minder mee met tientallen Bambi’s die te pletter vallen dan met levensechte mensen. Hoe zie jij je eigen personages?
‘Als mensen, eigenlijk. Volgens mij zijn alle animaties uiteindelijk gebaseerd op mensen, toch? Maar een heleboel kijkers zien mijn personages als humanoids of robots. Dat vind ik prima. Anderen zien juist vooral de melancholie in het werk en kunnen zich er daardoor aan relateren, zonder dat ze zich hoeven te identificeren met een personage.’
In hoeverre maakt het jou uit hoe je publiek naar je werk – en naar je Bambi’s – kijkt?
‘Ik denk weinig over na over mijn publiek, eigenlijk. Natuurlijk maak ik animaties om te laten zien aan de buitenwereld, maar ik maak ze niet voor één specifiek publiek – ik ga niemand pleasen, ik ga het niemand makkelijk maken.’
Faiyaz Jafri werd geboren in Goes, als kind van een Pakistaanse vader en een Nederlandse moeder. Hij studeerde aan de TU Delft en ontwikkelde zichzelf als animator en componist. Over de hele wereld exposeerde hij met schilderijen, video-installaties, animaties en levensgrote sculpturen. Hij is medeoprichter van Third Culture Film Festival in Hong Kong en in deeltijd docent aan de Parsons School of Design en Queens College in New York.
Het KLIK Amsterdam Animation Festival vindt plaats van 10 tot en met 14 oktober in EYE Amsterdam.