Op een novemberdag wandelen mijn vriend en ik door het bos. Het miezert en de herfstige bomen zien er treurig uit. Ik ben al het hele weekend gestrest over mijn werk en veel te laat aan deze onproductieve dag begonnen. Uiteindelijk zijn we maar naar buiten gegaan – het kon binnen toch niet veel ellendiger worden.
Terwijl ik met mijn wandelschoenen door de blubber loop, lijkt de rest van de bezoekers van het bos geen last te hebben van misère. Alle mensen die we tegenkomen zijn vijftigplus. Onverminderd vrolijk stappen ze in hun blauwpaarse jas door de regen. Ze groeten vriendelijk, volgen netjes hun route en kijken vast uit naar het stukje appeltaart dat hen aan het einde van de tocht opwacht. De ANWB-mens, zo blijkt, is onze enige metgezel op deze regenachtige dag.
Normaal word ik op z’n zachtst gezegd kriegelig als ik twee van die perfect op elkaar afgestemde natuurfanaten door het bos zie hobbelen. ANWB-mensen scheiden nooit, volgens mij. Ze hebben genoeg geld voor dure outdoorkleren en een elektrische fiets, en bewandelen graag de gebaande paden. Ze vinden het prima om een geheel te zijn, in plaats van twee individuen.
Maar halverwege de wandeling verdwijnt dat kriegelige gevoel. We komen aan bij een meertje. Daar staat een bankje met wat woorden erin gegraveerd. ‘Peter en Marjan, voor altijd dit uitzicht’, lees ik. Ik ga zitten en bedenk hoe Peter en Marjan daar ook altijd zaten, met hun Nordic walkingstokken, pakjes appelsap en sultana’s.
Het is misschien de stress van de dag, maar ineens hoor ik mezelf tegen mijn vriend zeggen dat ik fleecevesten toch niet zo’n slecht idee vind.
Hij kijkt me een beetje raar aan. ‘Wat zeg je?’
Verontschuldigend stamel ik dat ik misschien toch wel zo’n burgerlijk stel wil worden. Natuurlijk is het een escapistische wanhoopsgreep, dat weet ik. Peter en Marjan maakten vast ook ruzie op dit bankje (soms dan) en hadden net zo goed zorgen (niet over hun toekomstige carrière, wel over de oppasdag met de kleinkinderen). Maar een klein moment in de week, waarin je gewoon de gele wandeling volgt en je levensdoel dat stukje appeltaart is, dat wil ik ook.
De week erop zijn mijn vriend en ik allang weer opgezogen in het stadsleven als ik hem ophaal van het station. Hij kijkt een beetje gespannen na zijn werkdag. ‘Ik heb zin om zo saai en lief mogelijk te zijn vandaag,’ zegt hij. ‘Hoe ANWB’er, hoe beter.’
Dat wens ik jou ook toe. Laat je spannende voornemens los. Pak je fleecevest uit de kast en máák die gele wandeling. Het zal niet spectaculair zijn, maar dat is precies de bedoeling. Een beetje banjeren door de modder brengt je hoofd tot rust. Daarna kun je altijd weer van de gebaande paden afwijken.