Apen doen ons aan mensen denken en vrouwen noemen we ‘bitches'. Steff Geelen ontmaskert de menselijkheid van dieren en de dierlijkheid van mensen, met behulp van een fictieve gorilla én van hun kat. Hoe stoppen we het geweld tegen dieren, inclusief het geweld tegen het dier in onszelf?
In de moderne fabel De Geschiedenis van een Berg beschrijft Peter Verhelst de tocht van een ontvoerde gorilla. Met vele andere ontvoerde dieren, reist hij in de buik van een schip naar Droomland. Hier leert hij volgens strenge trainingsschema’s met mes en vork te eten, te converseren en te glimlachen.
‘We leerden alles waar ons lichaam niet voor gemaakt leek, en door dat te doen kregen we een nieuw lichaam,’ zegt de gorilla. ‘Af en toe schemerde nog iets door van wie we waren geweest – iemand bracht plots zijn gezicht vlak voor je gezicht en je ontblootte je gebit – maar iedereen van ons was slanker dan voorheen, liep mooi rechtop, hield zijn hand voor zijn mond om te hoesten’.
Ik transformeerde tot een gebrild, gekleed en lezend dier
In een overvolle trein las ik hoe de gorilla zijn dierlijkheid achter zich liet, om net als zijn trainer mens te worden. Terwijl de woorden tot me doordrongen, transformeerde ik in de omgekeerde richting tot een gebrild, gekleed en lezend dier. Ik besefte dat ik, net als de krant-lezende, telefoon-scrollende en door de gangpaden stommelende dieren om mij heen, had geléérd om rechtop te zitten, te converseren en mens te zijn.
Wij mensen zien onszelf graag als wandelende breinen, als wezens die hun eigen dierlijkheid lang geleden in de kiem hebben gesmoord, wat ons in staat stelt om individuele en rationele beslissingen te nemen. Dieren daarentegen beschouwen we als (kudde)lichamen, als wezens in de ban van hun behoeftes en driften. We laten ieder jaar 550 miljoen niet-menselijke dieren in gevangenschap opgroeien, met als doel ze te slachten en door wel-menselijke dieren te laten opeten. Een dier is geen individu, en daarom bezit ze geen rechten.
Tenzij het dier Bubbles heet.
Bubbles, de chimpansee van Michael Jackson, ging mee op tournee en dronk thee met de burgemeester van Osaka. Inderdaad, Bubbles lijkt zo uit de fabel van Verhelst te zijn gestapt. Omdat het gedrag van apen op dat van mensen lijkt, dichten we ze sneller een persoonlijkheid toe dan, bijvoorbeeld, aardwormen. Je kunt je natuurlijk afvragen of Bubbles’ menselijke roem een recht is, of juist een vorm van onderdrukking. In het algemeen geldt dat Dieren die qua uiterlijk of intelligentie minder op mensen lijken, ook op minder menselijk respect hoeven te rekenen. Maar zijn mensen wel slim genoeg om te zien hoe slim andere dieren zijn? En mag de mens daarom wel als maatstaf gelden voor hoe we andere dieren behandelen?
Aardwormen, schrijft Eva Meijer in Political Animal Voices, zijn timide wezens die communiceren via aanraking. Wanneer ze hun weg zoeken naar voedsel, leggen ze hun lichamen over elkaar heen of naast elkaar neer, en bewegen ze zich zij aan zij om de richting aan te geven. Aardwormen kunnen stukken bladeren tillen die groter zijn dan hun eigen lichaam en door de samenstelling van de aarde te veranderen, kunnen ze zelfs een boom verplaatsen. Met de invloed die ze op hun omgeving uitoefenen, leggen aardwormen een indrukwekkende intelligentie aan de dag die sterk afwijkt van de menselijke intelligentie, maar er zeker niet aan onderdoet. Toch lijkt de aardworm, vanuit menselijke ogen bezien, doof, blind en tot weinig in staat.
‘“Wat zijn wij verschillend, hè?” zei het vuurvliegje. “Ja,” zei de aardworm. Daarna dansten zij.’
Net als het vuurvliegje uit de dierenwereld van Toon Tellegen, zou de mens zichzelf naast andere dieren moeten scharen, in plaats van zich erboven te verheffen. De hiërarchie tussen mens en dier vertoont een opvallende parallel met de onderdrukking van gemarginaliseerde mensen. Zo noemen we iemand die zich niet door haar hoofd, maar door lust, instinct of agressie laat leiden, een ‘beest’. Racisme en seksisme uiten zich aan de hand van vergelijkingen tussen vrouwen en personen van kleur, met dieren.
De mal van menselijkheid heeft de vorm van een cis-gender, heteroseksuele, witte man
Denk aan het woord ‘bitch’, dat gebruikt wordt voor vrouwen die zich niet lief, en dus zogenaamd niet ‘vrouwelijk’, opstellen. Of aan de manier waarop het Westen andere culturen sinds het kolonialisme onder zich plaatst met het argument dat ze primitiever en dus dierlijker zijn. De mal van menselijkheid heeft de vorm van een cis-gender, heteroseksuele, witte man. Kun je jezelf in die mal wringen? Dan kwalificeer je als mens. Val je buiten die mal? Dan degradeer je al snel tot iets dierlijks.
Daar waar de grenzen van de ‘menselijke’ mal ophouden, heerst een vacuüm in de taal en juist op die plek huizen we het dier. Vandaar dat we er vaak ten onrechte stilte aan toeschrijven: dieren spreken zogenaamd niet.
Sarah, mijn kat, is bepaald geen stil dier. Haar vorige verzorgers noemden haar soms Maurits, omdat ze zo luid en veel miauwt.
Ik ontmoette Sarah in 2016 bij mijn voormalige huis, waar diezelfde verzorgers haar hadden achtergelaten, erop vertrouwend dat de vriendelijke buurman haar niet zou laten verhongeren. In haar documenten las ik dat Sarah uit het asiel kwam: ze was dus al eerder verwaarloosd. Toen ik verhuisde, nam ik Sarah mee, om te voorkomen dat ze een derde keer aan haar lot werd overgelaten. Dat Sarah heel wat heeft meegemaakt, blijkt uit haar manieren: ze weigert geaaid te worden als ik meer dan een dag van huis ben geweest, ze wacht met eten tot ik naast haar kom zitten, ze kijkt de kat uit de boom als een nog onbekend mens of dier haar pad kruist. Met deze gedragingen brengt ze mij op de hoogte van haar angsten, voorliefden en interesses.
Sarah spreekt dus wel degelijk, je moet alleen op een andere manier naar haar luisteren.
Mijn spreken verandert trouwens ook wanneer Sarah in de buurt is. Omdat ze van abrupte bewegingen of schelle geluiden schrikt, verplaats ik mijn lijf met meer aandacht door het huis. Daarnaast breng ik mijn gezicht vaak dichtbij dat van haar, omdat dat ons beide kalmeert. Niet alleen dieren, maar ook mensen praten grotendeels met het lichaam: drieënnegentig procent van de informatie die een ander mens van mij ontvangt is non-verbaal.
In de fabel van Verhelst, zorgt het krappe maatpak van menselijkheid ervoor dat de dieren compleet afgepeigerd raken, want de hoeveelheid details en opmerkingen die ze te verduren krijgen is oneindig. Met de grootste voorzichtigheid trachten ze in hun rol als mens te blijven, angstig dat bij het minste of geringste het dier weer door hun gezicht breekt. Maar juist wanneer hun emoties de overhand krijgen en ze hun impulsen niet langer kunnen onderdrukken, voel ik me als lezer het meest aan de dieren verwant.
Wanneer hun emoties de overhand krijgen, ze hun impulsen niet meer kunnen onderdrukken, voel ik me het meest aan dieren verwant
Ik vraag me af: zouden we een belichaamde, en dus zogenaamd dierlijke, manier van zijn kunnen omarmen, die de hiërarchie tussen menselijkheid en dierlijkheid opheft en een meer gelijkwaardige manier van samenleven schept?
Een belichaamde manier van zijn betekent juist niet dat we een nieuw regime in het leven roepen om het lichaam ruw aan te onderwerpen. Ik zie veel jonge mensen om me heen die yoga, dieet of mindfulness inzetten als een middel om controle uit te oefenen over dat ‘koppige’ lijf. Nee, belichaming behelst wat mij betreft het laten varen van die controle.
De realisatie dat we ten eerste als een lichaam in de wereld zijn – een lichaam dat ziek kan worden, of aangeraakt, en wat uiteindelijk sterft – jaagt veel mensen de stuipen op het lijf. In plaats van het omarmen van de angst voor onze sterfelijkheid, leren we dag in dag uit dat we succesvol zijn wanneer we met trainingsschema’s, structuur en discipline onszelf zowel mentaal als fysiek beheersen. Met deze levensstijl betalen we de grootste prijs van allemaal. Niet alleen wordt ons idee van menselijkheid ingezet om geweld tegen grote groepen mensen en dieren te rechtvaardigen, maar het resulteert ook in een burn-outmaatschappij vol mensen die de taal van hun eigen lichaam niet meer verstaan.
In de fabel van Verhelst zegt de gorilla: ‘misschien leerde ik spreken en schrijven zoals iemand met alles wat hij op straat vindt begint te knutselen, en daar niet mee op kan houden; het wordt alsmaar groter en grilliger en op een dag neemt hij zijn kleren en zijn tandenborstel en gaat hij in dat bouwsel wonen.’
Misschien begint de zoektocht naar onze verloren dierlijkheid in het bevragen van de regels van de taal
Wij wonen allemaal in de taal. Een bouwwerk dat zich verzet tegen onze pogingen de fundamenten daarvan bloot te leggen. Wellicht begint de zoektocht naar onze verloren dierlijkheid wel precies hier: in het bevragen van de categorieën en regels van de taal die ons allen ongevraagd de wereld in verwoordt.
Wanneer ik voor de zoveelste keer vanaf de Jaarbeurszijde naar perron zeven loop, voel ik hoe mijn lichaam zich aanpast. Schouders lichtjes naar voren gebogen, hoofd naar beneden, om de grote hoeveelheid prikkels buiten te sluiten. Mijn lijf buigt zich af naar links, dan weer naar rechts, om tassen, benen, zwaaiende armen te ontwijken. Vanuit mijn ooghoek zie ik een veulen brabbelend van zijn moeder wegrennen. Hier en daar staan kleine kuddes van op elkaar afgestemde lichamen, al pratend wachten ze. Er hangt een zweetdruppel in mijn nek. Iemand pakt mijn hand vast, geeft me een kopje. Onder mijn T-shirt trekt mijn huid zich samen, vormt kleine bobbeltjes. Ik registreer dat ik kippenvel heb.
Beeld: Bas Bogers via Flickr.