Julie doet maandelijks verslag van haar zoektocht naar de liefde. Daarbij spaart ze niemand, ook zichzelf niet.
De bekentenis was duidelijk: ik had iets met haar ex-vriend. We waren vriendinnen dus dit diende besproken te worden. Ik was niet alleen met haar bevriend, maar ook met het koppel. Oorspronkelijk steunde ik het koppel ook al enkele jaren, tot op het moment dat ik de man in kwestie afpakte. ‘Afpakken’ is misschien niet het juiste woord, gezien het koppel al enkele weken uit elkaar was. Ik zou dus graag een eufemisme voor ‘afpakken’ willen voorstellen. ‘Ingenomen’ misschien? Of nee beter: genomen wat af was. Dus niet afgenomen. Zo kan men deze beginnende liefdesgeschiedenis misschien het best schetsen.
Na een korte, maar intense periode vol schuldgevoelens en de overtuiging dat ik een inslecht mens was, kreeg ik een berichtje van haar. We spraken af op een Antwerps terras. Zij bestelde rum, ik cognac. Ik voelde in onze ongebruikelijke drankkeuze al een potentiële grap om het ijs te breken, maar de grap kwam maar niet aanwaaien.
Ik had me sowieso voorgenomen om me tijdens dit gesprek niet al te vrolijk op te stellen. Een vrouw die op het einde van een liefdesverhaal zit, heeft niets aan de naïeve vrolijkheid van een ander. Ik probeerde mijn dartelende, euforische toestand op dit Antwerps terras dus om te zetten naar een bedenkelijke blik die zo zwaarmoedig mogelijk in de verte tuurde. Op die manier probeerde ik een uitstraling te creëren als ‘nee, nee voor mij is het ook niet gemakkelijk.’
‘Wat is er dan tussen jullie?’ vroeg ze me. ‘Ja… iets. Er is toch zeker iets.’ Wat ik met hem had, was nog te pril en te breekbaar om te beschrijven. Iets fragiels kan je beter niet aanraken, dat weet ik uit ervaring, vandaar dat ik besloot om vaag te blijven. ‘Maar hoe is het dan begonnen?’ vroeg ze me. ‘Och ja, een begin kan je uiteindelijk toch altijd beter beschrijven als je het einde al kent hé?’ Het moet onuitstaanbaar zijn hoe plots iemand de hoofdrol wegkaapt uit je eigen verhaal, en daar geen uitleg voor heeft.
Maar zij bleef zacht, warm en lief, en haakte in op deze algemene vaagheid met behulp van een algemene wijsheid: ‘Een begin is altijd belangrijk, meestal weet je op het allerbegin al waar het naartoe zal gaan.’ Ik fantaseerde heel even over hun begin; of ze toen al een ondergang vermoedden, of het einde al in zicht was. Maar ik vroeg niets, en dacht niet te diep na over mijn eigen begin. Ik wilde me niet inlaten met onzekerheden of potentiële problemen. Wie een goede start wil maken, draagt oogkleppen voor een mogelijke afloop. Het is de enige manier om iets ten volle aan te gaan. Opnieuw en opnieuw.
Tussen de wijsheden en vaagheden door vielen er af en toe ook ongemakkelijke stiltes op zeer hoog niveau. Op dat soort momenten staarde ik verward voor me uit. Maar hoe hard ik ook mijn best deed om mijn verliefde lust voor het leven te verbergen, zelfs de meest ingeleefde troosteloze blik kon de afstand niet overbruggen tussen twee vrouwen die zich op één en hetzelfde moment in een totaal andere episode van hun leven bevonden. Wat voor mij fragiel was, was voor haar kapot.
Het zit zo: hij was jaren geleden uit Kroatië verhuisd om bij haar te zijn. Nu de relatie afgelopen was, had hij besloten om terug te keren. Hij moest nog enkele dagen in België zijn om wat praktische zaken te regelen. Tussen het afhandelen van formaliteiten door kwam hij mij toevallig tegen. Op het juiste moment liep ik voorbij het Mechelse plein. Hij zei dat ik er wat gespannen uitzag. Sinds de tijd dat we elkaar kennen heeft hij altijd al een goed oog gehad voor mijn emotionele toestand. Er zat iets zorgzaam in zijn blik en hij verwende me met een glas witte wijn. Toen we kusten was ik de kosmos dankbaar. Dank u kosmos, dat ik op het juiste moment, op de juiste plaats voorbij kwam. Al de stappen en keuzes die ik voordien maakte leidden tot dit moment. Ik geloof in die magie, de overtuiging dat elke stap nodig was.
‘Je doet je best, je wil iets heel graag, en dan mislukt het toch’, zei ze teleurgesteld. Ik probeerde haar te troosten en zei dat deze mislukking misschien zou leiden naar iets beter. Maar ze was nog niet ingesteld op een nieuw begin. Ze was moe van het proberen, ze had zo haar best gedaan, maar er was toch iets weggewaaid, iets waar ze geen vat meer op had. En dat ze nu boos was, op hem, en waarschijnlijk ook op de kosmos. ‘Ja, ja… een goed einde is altijd moeilijk’, zei ik met een gecompliceerde uitdrukking op mijn gezicht. ‘Och ja, iedereen heeft zijn pad’, zei ze zuchtend. Het was duidelijk dat ze zichzelf nu was beginnen te troosten, bij gebrek aan beter. Ik moest me herpakken, ik moest haar steunen, dat zou me misschien een beter mens kunnen maken. ‘Je hebt gelijk. Hoe boos we ook zijn, vertrouwen op de kosmos doen we toch, tegen de stroom van alle teleurstellingen in, dat houdt ons recht’, zei ik, terwijl ik pseudo-lamlendig een slok van mijn cognac nam.
‘Zijn jullie nu samen?’ vroeg ze me. ‘Ja’, zei ik, en ik dacht aan het moment dat hij ’s ochtends in mijn keuken stond en zei dat hij mogelijkheden in ons zag. Iets in mij begon te tintelen, het was al even geleden dat iemand op die manier het woord ‘mogelijkheden’ had uitgesproken.
‘En hoe gaat het dan verder met jullie?’ vroeg ze me. En net zoals ik toen, omwille van het prille begin dat altijd zo onzeker is, niet kon antwoorden, kan ik dat nu nog steeds niet. Hij had namelijk één verzoek in ons samen zijn: ‘Beloof me dat je niet over me schrijft.’ Hoewel de lieflijke man in kwestie geen Nederlands spreekt, ben ik er toch zeker van dat hij er snel zal achter komen dat ik mijn belofte bij dezen officieel verbroken heb. En zo zit een mens uiteindelijk toch altijd met twijfels in zijn hoofd en zal deze beginnende liefdesgeschiedenis verder geschieden met alweer een volgende bekentenis: ‘Sorry, but… I wrote about you.’