De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Vincent Tijms las het rapport ‘Echte Democratie’ van Thierry Baudet en Paul Cliteur en herkende er maar weinig échte democratie in.
Vorige week publiceerde het Forum voor Democratie het onderzoeksrapport Echte Democratie, dat in opdracht van de PVV werd geschreven door Paul Cliteur en Thierry Baudet. De oplettende lezer kon al snel zien dat het werk vooral uit de koker van Baudet kwam, want al zijn stokpaardjes komen herhaaldelijk en in rap tempo voorbij: de gewone man wordt gepiepeld door de politieke elite, het gezonde boerenverstand wordt gemarginaliseerd en de kloof tussen burger en politiek ligt ten grondslag aan de politieke crises van dit moment.
De verklaring voor deze ellende ligt volgens de auteurs bij de ontstaansgeschiedenis van de democratie, die ervoor heeft gezorgd dat het huidige bestel een light-versie van de oude aristocratie is. Deze analyse komt opvallend dicht bij de linkse kritiek op parlementaire democratie, zoals bijvoorbeeld David Graeber gaf in zijn boek The Democracy Project. Ook de oplossingen van Cliteur en Baudet hebben een anarchistisch, Occupy-achtig smaakje: de democratisering moet worden doorgezet, burgers moeten zichzelf besturen en de elites moeten buitenspel worden gezet.
Voor anarchisten zijn deze idealen alleen haalbaar als er alternatieve vormen van overleg en collectieve besluitvorming komen, waarbij nieuwe plannen doorgezaagd en geamendeerd kunnen worden door iedereen die er iets mee te maken heeft. Op die manier ontstaat beleid bottom-up, zonder groep die wordt buitengesloten door de bestuurlijke elites die Baudet zo hekelt. Het is de fase van uitwisseling en overleg die volgens anarchisten het belangrijkste politieke moment zou moeten zijn. Stemmen is dan slechts een laatste redmiddel, voor het geval er geen consensus wordt bereikt.Cliteur en Baudet kiezen een andere weg. Hun echte democratie is er eentje vol referenda en volksinitiatieven, waarin burgers meningen geven over politieke voorstellen en waarin de meerderheid bepaalt wat er daadwerkelijk gebeurt. De wisdom of the crowd garandeert volgens hen vervolgens dat die keuzes ook goed zijn. Dat dergelijke wijsheid vooral de kop opsteekt als mensen onafhankelijk tot een oordeel komen en daarna argumenten uitwisselen lijkt de auteurs weinig te interesseren, zelfs al lieten het Oekraïne-referendum en de Brexit-stem dit jaar nog zien hoe armoedig een democratie is die het moet stellen met een paar opgehitste echokamers. Het gebrek aan uitwisseling tijdens die referenda was zo extreem, dat de meningen zelfs verdeeld waren over wat er eigenlijk ter discussie stond.
Door deze blinde vlek streven Cliteur en Baudet hun doel voorbij. Er is niets bottom-up aan grote minderheden uitsluiten bij het maken van beleid. Er is niets anti-elitairs aan het publieke debat weggeven aan gewiekste campagnevoerders. Er is, om een aanbeveling uit het rapport aan te halen, niets democratisch aan de bewering dat ‘neutrale partijen’ bij referenda geen subsidie moeten krijgen, als ze toch geen standpunt hebben. Echte democraten zouden juist de vrije uitwisseling tussen individuen met uiteenlopende meningen toejuichen, met zo min mogelijk ruimte voor ophitsende volksmenners. Maar op zo’n rapport zat de PVV vast niet te wachten.