De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Terwijl op middelbare scholen door het hele land straks de laatste examenvragen worden beantwoord, zijn de tickets naar verre oorden al aangeschaft en de backpacks ingepakt. Voordat we vertrekken, wil Dylan Meert ons vragen: zou je dat nou wel doen?
De zomervakantie komt eraan en iedereen is zijn vakantie aan het boeken. Hippe travelblogs zoals travellust.nl en de slimme marketing van bijvoorbeeld Kilroy vertellen ons namelijk dat we de wereld moeten ontdekken en andere culturen moeten leren kennen om ons blikveld te verbreden. Reizen, of liever ‘de wereld zien’, is de droom van iedereen die net van de middelbare school komt, maar wanneer al die jonge westerse mensen met een backpack de wereld rondgaan krijgen we eigenlijk één van de meest invasieve en disruptieve vormen van toerisme, waar we zo snel mogelijk mee moeten ophouden.
De voormontage van de Tegenlicht-documentaire ‘Reizen is het nieuwe roken’ zette me aan het denken. Is reizen een ongezonde gewoonte? Ook ik vertrok toen ik 19 jaar was naar Thailand, met een backpack. Solo travel, precies met die belofte van een authentieke ervaring. Ik ging nieuwe mensen leren kennen en een ander perspectief krijgen. Maar waar ik in terechtkwam was één groot pretpark, een continue stroom van dronken Duitsers en Australiërs, van plekken waarvan ik me afvroeg: wat doe ik hier eigenlijk? Een goed voorbeeld is de Full Moon Party, die elke maand gevierd wordt op het voorheen paradijselijke eiland Koh Pha Ngan.
Bacpacktoerisme dringt door tot in de haarvaten van de samenleving.
Het is niet alleen Thailand, de documentaire Banana Pancakes and the Children of Sticky Rice toont bijvoorbeeld mooi aan hoe een dorp in Laos compleet verandert wanneer westerse backpackers hun intrede maken. De dorpelingen verkopen authenticiteit als product en wij maken van hun lokale cultuur een consumptiemiddel. Uiteindelijk is het hele dorp gericht op de toeristen, wat wel zorgt voor meer welvaart, maar ook voor meer interne concurrentie met als gevolg een verlies aan sociale cohesie en een lokale, duurzame economie.
Backpacktoerisme dringt door tot in de haarvaten van de samenleving. Door extreme, globale economische ongelijkheid kunnen jonge mensen reizen als goden in het buitenland, wat een extreem disruptief effect heeft op de lokale economie. Backpackers zelf lijken compleet
onwetend te zijn over dit effect en vinden vooral van zichzelf dat hun vorm van reizen superieur is, aangezien het gericht is op zelfontplooiing, het leren kennen van een andere cultuur en het verbinden met de lokale bevolking. Eenmaal aangekomen blijkt dat zo goed als onmogelijk en wordt er snel overgegaan op een westerse, comfortabele stroomversnelling van hostel naar hostel.
De ‘world traveller’ noemt zichzelf geen toerist en gaat al zeker niet ‘op vakantie’. Met een zelfingenomen attitude kijkt hij neer op hoteltoeristen, maar eigenlijk brengen beiden evenveel schade toe. Backpackers zijn zelfs een graad erger, aangezien hoteltoerisme toch nog enigszins te reguleren en controleren valt, en deze toeristen zich meer laten gidsen en ontvangen worden door professionals.
We moeten dus zo snel mogelijk komaf maken met het beeld dat backpacken dé manier is om authentiek en cultureel verantwoord te reizen. Het is evengoed disruptief, schadelijk en ecologisch onverantwoord toerisme. De ambitie om een ‘authentieke’ ervaring te beleven in het verre buitenland is erg oriëntalistisch en van het begin af aan gedoemd om te falen, aangezien de culturele en economische barrières te groot zijn om te overwinnen. Het alternatief zou zijn om naar een land te gaan met een vergelijkbare economische positie, met een cultuur die je kan bewonderen zonder die tegelijkertijd te verdringen. Vermijd hostels en tours, ga meer kamperen en regel je eigen vervoer. Kortom, het type vakanties waar je ouders je op meenamen. En o ja, het is wel degelijk vakantie, dus noem het ook zo.