In principe is dit een hoopvolle tijd. De zon maakte een geslaagde comeback, in Amsterdam mogen scooters niet meer op het fietspad, de brand in de Notre-Dame heeft voor verwoesting, maar ook voor verbroedering en morele inzichten gezorgd. Henk Otten, tweede man van het Forum voor Democratie, heeft flinke kritiek geuit op Baudets quasifilosofische Einzelgängerei, de e-bike wint het steeds vaker van de auto, ‘de kuukns’ komen, zoals de Drentse zanger Daniël Lohues vol vertrouwen zingt, massaal weer ‘uut de dop.’
Maar er is in al deze lichtheid en vreugde één aangelegenheid die zoals elk jaar met felle neonletters op mijn gemoed inhakt: de paaskermis. Samen met mijn vrienden P. en E. wandel ik tussen knipperende zweefauto’s, loeiende boosters en door alle suikerspinnen scheelziende tieners naar de grijpmachines. Bij het zien van één Minionknuffel ben ik al overprikkeld, maar P. jubelt: ‘DIT WORDT ONZE GELUKSDAG.’
Dat ik bang ben voor kermissen komt door mijn moeder. Elk jaar rond Pasen deed zij met trillende stem een kindertrauma uit de doeken: ‘Ik dacht: wat leuk, rijden in een autootje. Niemand had mij verteld dat het de bedoeling was om tegen elkaar aan te botsen.’ Ze werd vol van achteren geraakt, vloog half uit de auto, schouder uit de kom, voortand kwijt. ‘En dat jongetje maar lachen.’ Bovendien, vertelde ze ons, was de kermis héél slecht voor je oren, kon je gemakkelijk uit zo’n reuzenrad vallen en werd je opgelicht waar je bij stond. Je kon beter thuis op de schommel gaan zitten en een zak suiker in je mond leeggieten. Was goedkoper en gezonder.
P. heeft duidelijk niet zo’n moeder gehad. Hij dartelt geestdriftig rond de knuffelbeesten achter glas, die allemaal net te groot en te zacht zijn om succesvol door een grijpmachine vastgepakt te worden.
‘We gaan deze mol proberen!’ loeit hij. Hij duwt zijn kleingeld in een machine, laat de grijparm eerst naar achter schuiven en dan naar beneden zakken. De grijphand aait over het pluche, tilt de knuffelmol vijf centimeter op en laat hem dan weer vallen.
‘Die dingen zijn voorgeprogrammeerd,’ zeg ik.
‘Ze laten je eerst falen, dan even aan succes ruiken, en dan weer falen,’ zegt E.
‘Ze maken je verslaafd,’ zeg ik.
Niet zo pessimistisch,’ roept P. Uit zijn broekzak haalt hij een nieuw muntje, dan kijkt hij ons stralend aan. ‘POGING TWEE!’
Succesvol een kermis betreden, denk ik wel eens, is zoiets als het ontmoeten van je grote liefde: je bent bevreesd maar ook nieuwsgierig, je wilt je laten verleiden maar ook de controle behouden, je wilt risico’s nemen maar niet met lege handen naar huis. Je voelt je telkens overdonderd, maar ook hongerig naar meer.
Terwijl P. poging na poging onderneemt en steeds halsstarriger wordt, moet ik aan een opvatting uit Nietzsche’s deugdenethiek denken: als een illusie je op een zeker moment sterker maakt dan de waarheid – kies dan voor de illusie.
Ik buig me naar E. ‘Als Nietzsche hier naar mollen zou staan grijpen, zou hij net zo lang doorgaan tot hij er eentje had,’ zeg ik.
‘Als jij tussen de botsauto’s en de grijpmachines aan Nietzsche denkt, hoef jij niet bang te zijn voor de schadelijke effecten van een kermis,’ zegt E.
Precies op dat moment takelt P. een knuffel precies boven het uitgiftevakje. De mol valt naar beneden, de lichten knipperen en er klinkt een overwinningstune. ‘IK ZEI HET TOCH? EEN GELUKSDAG!’ juicht P. Voor het eerst in mijn leven vind ik de kermis een fijne plek om te zijn.
Iduna Paalman (1991) is Hard//hoofdcolumnist. Haar poëzie en korte verhalen verschenen o.a. in De Gids, Revisor, Het Liegend Konijn en NRC Handelsblad. Ook schrijft ze voor het toneel en werkt ze als docent. In 2016 won ze de Grote Lowlands Schrijfwedstrijd. Bij uitgeverij Querido werkt ze aan haar poëziedebuut. // iduna@hardhoofd.com
Daphne Prochowski is een illustrator uit Groningen. Haar werk is te omschrijven als kleurrijk en verhalend.