Tussen mij en een geliefde ging van alles mis. Bij de vierde date dacht hij dat we inmiddels in het kus-op-de-mond-stadium waren aanbeland (waar hij natuurlijk gewoon gelijk in had), maar zat ik op onbegrijpelijke wijze nog in de drie-kussen-op-de-wang-fase. Een ongemakkelijk mondhoek-gebeuren werd ons deel. En omdat ik de awkwardness van zoiets heel moeilijk van me af kan schudden, zei ik later die avond – het was op de stoep voor het restaurant, we hadden net de was-ich-noch-zu-sagen-hätte-dauert-eine-Sigarette gerookt, de eerste échte kus van de avond was uitgewisseld en we stonden op het punt te besluiten weer met elkaar mee naar huis te gaan – ‘Haha, nou, nu zijn we het wangkustijdperk wel écht voorbij, haha!’ Alsof er na de verkeerd ingeschatte begroeting nog iets vereffend, nog iets gladgestreken moest worden. Alsof ik wilde zeggen: het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven, en ondanks alles ben ik een heel sociaal en empathisch wezen, echt, als je dat maar weet.
Bij het leren kennen van nieuwe mensen zijn we natuurlijk voortdurend in de weer met voorspellen en peilen en aftasten. Zijn we vertrouwd genoeg voor een kus? Hoe laat zou hij naar huis willen? Waarom neemt ze een kopje thee in plaats van nog een biertje? Valt deze persoonlijke vraag goed of is-ie te direct? Cruciaal in sociaal passend gedrag is volgens mij: de ander goed aanvoelen. De ander goed proberen aan te voelen betekent: het risico accepteren op onverwachte verrassingen (ook wel: verkeerd ingeschatte aannames). En die onverwachte verrassingen betekenen op hun beurt heel geregeld: ongemak. Is dat de reden dat ik me de ochtend na die date nog steeds rot voelde over die wangkussen? Zag ik het als falen omdat het voor mij inhield dat ik iemand dus niet goed had aangevoeld?
Ik moet denken aan een concert waar ik laatst met een vriendin heenging. De zanger van de band – hij zag er een beetje uit als een wasbeer, dezelfde snuit – signeerde na afloop cd’s en platen en tasjes en armen. ‘Dat wil ik,’ zei mijn vriendin en ze trok me mee de rij in. In mijn hoofd toeterde het ONGEMAK! ONGEMAK! want mijn vriendin is heel erg fan van de wasbeer en ze is ook het type dat dat op allerlei manieren wil uiten.
‘It was a really good show,’ zei ze hard en gloedvol toen ze aan de beurt was. Ze leek niet na te denken, leunde voorover en gaf de jongen een knuffel.
‘Wow, thanks!’ zei hij.
‘Your music is so great,’ zei ze.
‘Thanks!’ zei hij.
‘I listen to it almost every day, it really marked my life.’
‘Wow, that’s an honour. Thanks!’
Toen werd het stil. Mijn vriendin glimlachte vol verwachting. De wasbeer stond daar maar, ja, wat moest-ie ook anders.
‘Your music is really wonderful,’ zei ze toen nog maar eens. Na lang zwijgen en grijnzen stelde hij voor om maar iets voor haar te signeren. Ik was ondertussen uit de rij gesneakt en stond aan de kant te doen alsof ik niet bestond.
Wáárom vind ik dit zo erg, dacht ik later. Waarom vind ik zulke momenten vervelend? Voor die jongen is het alleen maar leuk dat er iemand zo fan is van zijn werk. Mijn vriendin heeft hem kunnen vertellen dat haar leven zonder zijn muziek een schrale zaak was geweest en kan nu zielsgelukkig sterven. Mijn date en ik wisten na het wangkusdebacle dat we elkaar bij de volgende afspraak écht een kus konden geven op de mond. Ongemak hoeft geen falen te betekenen, van ongemak léér je, van ongemak kom je Nader Tot Elkaar. Waarom vinden we het dan zo afschuwelijk?
Soms, om mijn aangespannen bilspieren en gekromde tenen te ontspannen, lees ik het gedicht De eerste keer van Hagar Peeters. Ze schrijft over de rompslomp van een ontmoeting, over ‘De kus die nooit een mond vond,/de arm zonder omhelzing,/de onbeantwoorde brief/voor die eeuwig onwederkerige.’ Over ‘De openingszin die werd onderbroken,/de uitgestoken hand die genegeerd werd,/de lach die te vroeg kwam, verkeerd of te laat./De vraag die nooit gesteld werd,/de grap die nooit begrepen,/de val die nooit in armen brak.’ Over ‘Het zwijgen dat maar niet tot spreken kwam.’ En dan, aan het einde, lijkt toch alles goed te komen:
‘Uit een onwrikbaar toeval ben jij me toegevallen
toen de puzzelstukjes van chemie en mysterie
zich vermengden met een onherhaalbaar ogenblik.
Daar stonden we, omringd door de parafernalia
van onze ontmoeting.’
Het is een tip voor iedereen die zichzelf voor sociale gebrekkigheid te vaak en te zwaar bestraft: lees dit gedicht eenmaal daags. Ontspan. Heb genade. Je doet je best. Er gaat telkens van alles mis, maar dat is niet erg. Ongemak is prachtig. Het betekent dat je de ander in ieder geval belangrijk genoeg vindt om onverwachte verrassingen voor te riskeren.
Iduna Paalman (1991) is Hard//hoofdcolumnist. Haar poëzie en korte verhalen verschenen o.a. in De Gids, Revisor, Het Liegend Konijn en NRC Handelsblad. Ook schrijft ze voor het toneel en werkt ze als docent. In 2016 won ze de Grote Lowlands Schrijfwedstrijd. Bij uitgeverij Querido werkt ze aan haar poëziedebuut. // iduna@hardhoofd.com
Daphne Prochowski is een illustrator uit Groningen. Haar werk is te omschrijven als kleurrijk en verhalend.