Wat zien architecten wanneer zij door de stad lopen? Wat valt hen op, waar kijken ze naar? Hard//hoofd vroeg architecten naar hun fetisj.
Jasper van den Boogaard: Een zeer dwingende bezigheid van veel architecten is het streven naar een ‘mooie’, zo mogelijk symmetrische, plattegrond. En dan vooral zonder rare hoekjes. Op het neurotische af moeten muren en openingen ten opzichte van elkaar stroken, ook als er geen fysieke relatie is tussen beide onderdelen. Helderheid boven alles! Soms zorgt deze eenheid ervoor dat er sneller en goedkoper gebouwd kan worden, maar bij kleine projecten blijft het bij een voordeel op papier: de esthetische waarde van een plattegrondtekening versterkt haar overredingskracht. Dat helpt bij het overtuigen van een eventuele opdrachtgever of jury, of je collega’s op het architectenbureau. Het is ook gewoonweg fijner is om naar iets moois te kijken tijdens het ontwerpproces. De tegenstrijdigheid is dat de gemiddelde architect het liefst in een vooroorlogs huis woont in een, bij voorkeur, organisch gegroeide binnenstad welke overladen is van rare hoekjes, nisjes en op het eerste gezicht verborgen plekken. Dus waar die zuivere plattegrondenfetisj precies vandaan komt…
Plattegronden van verschillende woningen gebouwd en niet gebouwd in Almere, met en zonder rare hoekjes, ontworpen door studioDAT voor verschillende particuliere opdrachtgevers.
Guido Giglio: Slapen lijkt me het ultieme persoonlijke gebaar. Als je slaapt ben je helemaal alleen. Het is waarschijnlijk een van de laagste vormen van bewustzijn die je kunt bereiken (behalve natuurlijk wanneer je onder narcose bent). De openbare ruimte wordt zo onverbiddelijk geprivatiseerd dat er volgens mij geen grotere tegenstelling bestaat dan wanneer iemand besluit om in deze ruimte een slaapplek te zoeken. Slapende mensen in publieke ruimtes geven mij het idee dat in elke onmogelijkheid een mogelijkheid schuilt. Niet alleen in de openbare ruimte, maar in elke vorm van ruimte.
Een slaper in de publieke ruimte.
Please don't wake me
No don't shake me
Leave me where I am
I'm only sleeping
(…)
Please don't spoil my day
I'm miles away
And after all
I'm only sleeping
The Beatles - 'I’m Only Sleeping'. Revolver. EMI, 1966.
Michael Defuster: Een obsessie kun je het niet noemen, maar het is wel merkwaardig dat ik al wandelend op straat heel vaak de meest merkwaardige voorwerpen vind. Eigenlijk moet ik zeggen dat die voorwerpen mij vinden. Ik ben er namelijk nooit naar op zoek. Terwijl ik bijvoorbeeld druk pratend met mijn vrienden over straat loop, dwaalt mijn blik onwillekeurig naar beneden en zie ik iets onbestemds liggen waarvan het duidelijk is dat het daar niet hoort. Of beter gezegd, een voorwerp dat het niet verdient daar te liggen, tussen alle ordinaire troep die de Amsterdamse straten rijk zijn. Heel vaak zijn het sieraden als oorbellen, maar ook broches en armbanden. Hoe ze van de pols of blouse van de eigenaar gesprongen zijn? Ik heb geen idee, zelf draag ik namelijk nooit sieraden en ik heb er ook geen interesse in.
Door de jaren heen heb ik een hele plastic tas vol verzameld. Het is echt verbluffend hoeveel er zomaar op straat ligt. Waarschijnlijk is die blik van mij een overblijfsel van mijn opleiding in de architectuur, maar waarom ik die kleinoden opraap is mij een beetje onduidelijk. Mijn eigen fascinatie ligt namelijk bij gewone voorwerpen die, door het ongemerkte maar toch ruwe geweld dat zich op de straatstenen afspeelt, een eigen vorm hebben gekregen die nooit zo bedoeld was. Dat zijn de voorwerpen die op deze foto staan. De rest van mijn straatschatten ligt in de la van mijn bureau.
Denieuwegeneratie: Niet kunnen omgaan met imperfectie. Het is een verschrikkelijke eigenschap en leidt ook - niet verwonderlijk - tot zeer rancuneuze, cynische en soms paranoïde mensen: architecten. Zolang we in het ontwerp blijven, blijft ook de perfectie overeind. Op papier en op de computer is alles perfect. Imperfectie is een basiselement van onze omgeving. De stad is eigenlijk een toevallige en soms tijdelijke samenstelling van miljarden kleine elementen, een perfecte chaos. Het is een wonder dat het functioneert. De samenkomst van al die kleine onderdelen in de vorm van gebouwen zijn eigenlijk kleine wonderen. Waar architecten getraind zijn om de perfectie te simuleren, is het heerlijk om soms een toevalligheid te ontdekken, die weer even onderstreept dat het om een klein wonder gaat. Een hiaat in de soms perfect geplande compositie van concept, vorm, ruimte en materiaal. Een teken van menselijkheid. Een miscommunicatie. Een foutje. Een moment, waarop een radertje in de machinerie even voor zichzelf moest denken, en creatief werd. Op zo’n moment ontstaat schoonheid. Een schoonheid die de vernuftigheid van een vakman verraadt en tegelijkertijd de onmacht van de ontwerper. Het is echt.
Jan-Paul Koning (werkzaam bij Schmidt Hammer Lassen Architects): Als architect ontwerp je meestal ruimten voor menselijk gedrag. Dat gedrag is echter onvoorspelbaar en dat leidt vaak tot grappige, fascinerende situaties. Vooral de gedragingen die zich niets aantrekken van de (goede) bedoelingen van de ontwerpers. Olifantenpaadjes bijvoorbeeld. Reguliere paden in een park of plantsoen zijn vaak rechte lijnen van A naar B. Rechte lijnen komen echter vrijwel nooit overeen met de weg die mensen dagelijks afleggen. Daarbij worden ook nog eens hekken en andere obstakels ingezet om fietsers en voetgangers te blokkeren. Spontaan ontstaan hier omheen dan informele paadjes door het gras. Een extreme vorm van olifantenpaden tekent zich ‘s winters af in Detroit. De binnenstad is al vele jaren in verval. In sommige wijken staan de huizen al jaren leeg en er wordt veel gesloopt (vaak omdat er brand is gesticht). Sommige straten in het centrum bevatten daarom nog maar enkele huizen. In de winter is Detroit vaak voor lange tijd bedekt met een dik pak sneeuw. Bewoners nemen, net zoals in de zomer, sluiproutes. Deze olifantenpaden (in het Engels: Desire paths) zijn zo nadrukkelijk aanwezig in de sneeuw dat de busmaatschappij vaak pas na het invallen van de dooi ontdekt dat sommige buslijnen al weken deze olifantenpaden volgen, in plaats van het stratenpatroon.
Dante Borgo: Onder soevereiniteit verstaan we het volledige monopolie van een bepaalde macht over elke instelling en persoon binnen een bepaald territorium. Politieke systemen zoals staten, monarchieën of dictaturen hebben architectuur altijd gebruikt om hun macht uit te oefenen.
Paul Noble, Heaven. Foto: Paul Noble, Gagosian Gallery
Architectuur is een daad van uitsluiting en segregatie. Ze verandert een ruimte in een territorium, een controleerbaar en beheersbaar gebied waarbinnen soevereine macht kan worden uitgeoefend. Binnen dit theoretische kader kan de muur gezien worden als de puurste en meest uitgeklede vorm van architectuur. De muur maakt het onderscheid tussen de bondgenoot en de indringer, en schept hiermee de mogelijkheid tot confrontatie. Deze constante spanning en het feit dat een conflict altijd op de loer ligt, is volgens Carl Schmitt precies wat de staat in stand houdt.
De muur representeert het private domein. Binnen haar grenzen is alles bekend en zeker, er is geen ruimte voor speculatie, binnen haar grenzen kan de soevereine macht worden uitgeoefend. Daarbuiten, in de onbestuurbare, onhandelbare en onmeetbare publieke ruimte, is alles mogelijk en is alles een mogelijke bedreiging. Dit versterkt onze behoefte om onszelf op te sluiten en te onderwerpen aan het private domein.
Danny van Kessel: Ik had ooit een fetisj, althans dat dacht ik. Als architect vond ik het prachtig dat materialen soms iets speciaals laten zien wanneer er licht op valt. Vaak gaat het om kleine dingen, details, bijvoorbeeld wanneer een betonnen balk gegoten is in een mal van ruwe houten planken. Diezelfde balk zal in normale omstandigheden in een gebouw nauwelijks opvallen. Maar wanneer het zonlicht in de namiddag vanuit een scherpe hoek op het beton valt, komt de balk ineens tot leven. De textuur van het hout die bijna in het beton verborgen lijkt, werpt allerlei kleine schaduwen. Opeens weet je niet meer waar je naar aan het kijken bent. Zelf probeerde ik in mijn gebouwen ook zulke momenten te verwerken. Alsof het gebouw een geheim gezicht heeft dat zich heel sporadisch aan een toevallige voorbijganger laat zien. Misschien was ik de enige die het kon waarderen, maar dat maakte niet uit.
Ruim een jaar lang was ik op die manier bezig met textuur. Zo'n fascinatie is voor een architect niet heel vreemd, maar een jaar is wel erg lang. Ik had er op een gegeven moment dan ook helemaal genoeg van. In ieder materiaal maar blijven zoeken naar een tweede betekenis. Het voelde geforceerd. Juist op een moment dat ik er helemaal niet meer mee bezig was, stapte ik in een dorpje in Italië een kleine kerk binnen. Ineens was ík die toevallige toeschouwer. Al die lagen, die eeuwenoude afgebrokkelde zandstenen, die vloerankers, dat licht... Sinds dat moment ben ik weer verliefd.
Jasper van den Boogaard: Een huis zonder vide is een huis zonder ziel. Elke opdracht weer proberen we het: de opdrachtgever ervan overtuigen dat een vide geen weggegooide ruimte is waar niet tegenaan te stoken valt. Ook al is het iets duurder en maak je je huis qua woonoppervlakte inderdaad iets kleiner, de kwaliteit van een ruimtelijk huis met variatie waarin meervoudig gebruik mogelijk is, geeft gewoon meer woonplezier. Althans dat vinden wij architecten doorgaans. Soms is het schreeuwen tegen de wind in, en lijkt het of de ‘zelfbouwers’ van nu ruimtelijkheid niet eens in overweging nemen. Komt het omdat ze het niet kennen, of omdat ze het zichzelf niet gunnen? Soms heb je geluk en krijg je een opdrachtgever aan tafel die een ruimtelijk huis wil met een relatie tussen de verschillende ruimtelijke functies van kamers. Ook bij een beperkt budget besef je na verloop van tijd dat je een bofkont bent: een opdrachtgever met een ruimtelijke ambitie! Dus, we blijven het, ook met lage budgetten, proberen: het promoten van ruimtelijkheid binnen de woning.
Foto: tijdens de uitvoeringsfase van een kluswoning te Rotterdam ontwerp en advies door studioDAT. Ruimtelijkheid door vide, loopbrug, zitkuil en onder andere twee grote doorbraken.
Ramon Knoester (werkzaam bij WHIM architecture): Ik heb een zwak voor verandering. Verschuivingen die niet of nauwelijks nog te beheersen zijn, maar wel aandacht opeisen. Verandering houdt mij bezig, en dan bedoel ik niet dat ik er een avond, een dag of een weekje over nadenk. Nee, een specifieke verandering kan mij voor jaren aan het werk zetten. Bijvoorbeeld dat het percentage alleenstaande huishoudens in steden aanzienlijk is gestegen, en dat de samenleving vergrijst met nieuwe ouderen. Plastic vervuilt onze rivieren, kustgebieden, zeeën en oceanen. De wereld verandert of je nu wil of niet. Ik moet hier iets mee. Kranten en jaarverslagen spit ik door op verandering en statistieken die deze veranderingen weergeven. Onlangs heeft National Geographic kaarten gepubliceerd waarop de wereld te zien is als al het ijsoppervlak smelt. Prachtig om te zien! Hoe dramatisch deze verandering ook zal zijn.
Miel Karthaus: Er zijn van die dingen die, als je terugkijkt, je altijd hebben beziggehouden. Niet obsessief, eerder als een latente kiespijn. Een zeurende kwestie waarvan je weet dat hij een keer om een oplossing vraagt. Voor mij is zo’n kwestie de ‘Compositie’. In vakgebieden van ruimtelijk of beeldend ontwerp is Compositie een al lang geleden afgeschaft begrip. Het hoort bij de tijd van de Beaux Arts. Iets van lang geleden dus, zelfs van voor de tijd dat ingenieurs de dingen gingen maken, toen er nog in termen van hiërarchie en harmonie werd gedacht. Toen de wereld leek te bestaan uit afzonderlijke delen die met eigen identiteit een plaats hadden in het evenwichtige geheel van een schepping. Dat leek zo natuurlijk.
‘Compositie’ werd allengs vervangen door begrippen die beloofden beter om te gaan met een nieuwe meer op functie en productie gerichte wereld: Ritme, Structuur, Contrast. Of verdrongen door woorden die direct verwijzen naar de vorm van producten in een omgeving: Design in een Context. Toch is Compositie een rijker begrip omdat het in staat stelt de afzonderlijke delen aan te wijzen vanuit het perspectief van een concreet geheel.
Karthaus: "Dat is ook precies wat bijvoorbeeld Mondriaan ons heeft laten zien: Compositie is een werkelijkheid waar je naar zoekt."
Nu we kunnen terugkijken op de periode van de industrialisatie naar het begin van de moderne tijd, zien we hoe Compositie als leer van harmonieën het wel moest afleggen tegen de repetitie van in massa-geproduceerde elementen. Producten werden neutrale onderdelen in een goed functionerend geheel. Niet langer samengesteld langs lijnen van compositie, maar op grond van natuurkundige en economische wetmatigheden. Ingenieurskunst. Voortaan harmoniseerde de wetenschap en in de moderne kunst werd Compositie als te klemmend en formeel gezien en afgeschaft.
Als we nog iets verder terugkijken, zien we grappig genoeg een omgekeerde beweging in de muziek. Toen Bach de Goldberg Variaties componeerde, begreep hij dat als het ontdekken van harmonische ordes die in de natuur objectief aanwezig zijn. Precies zoals later een natuurkundige de wetmatigheden in de natuur zou ontdekken om deze vervolgens vast te leggen in een wiskundig notenschrift. ‘Objectief’, zo lijkt het ons nu. Pas in de Romantiek gingen wij muziekcomposities zien zoals wij ze nu nog zien; als uitingen van hoogst subjectieve creativiteit. En juist hier overleefde het begrip en behield het zijn kracht. Als instrument in een onophoudelijk zoeken en tot nieuwe eenheid brengen van harmonieën en dissonanten is het nooit weg geweest. In de muziek bleef bewaard dat in een goede compositie een parallelle wereld wordt gemaakt, waarin je kunt zijn, of die jou kan aangrijpen. Een werkelijkheid waarin een nieuwe ervaring kan ontstaan.
Dat is ook precies wat bijvoorbeeld Mondriaan ons heeft laten zien: Compositie is een werkelijkheid waar je naar zoekt. Compositie is geen formele orde opgelegd aan de verbeelding om het tot eenheid te dwingen, maar iets dat uit het werk en het maken van dat werk telkens op een verrassend nieuwe wijze voortkomt. Een steeds nieuwe eenheid die in en door het werken gevonden wordt. Ik stel voor ‘Compositie’ in ere te herstellen.