Sinds een maand of drie is het bij mij thuis een komen en gaan van mannen. Een enkele keer ontvang ik een vrouw, of een jong stel, maar de man-alleen heeft de overhand. De een komt niet verder dan de gang, de ander heeft een lange reis achter de rug en laat zich graag een kopje koffie serveren. Met de een vertoef ik een tijdje in de kelder, met de ander zit ik als een lang getrouwd echtpaar aan tafel – ik met de krant, hij tegenover mij met het speeltje waarmee ik hem naar mijn huis heb gelokt: een oud plaatjesalbum, een schoenendoos vol ansichten of een vergeeld boekwerk met de titel Het Rapenburg. Geschiedenis van een Leidse gracht door professor Th.H. Lunsingh Scheurleer. Na een klein uur bromt hij tevreden, trekt zijn portemonnee en vertrekt ruim voordat hij me begint te irriteren.
Het is een goede tip voor eenlingen wie de stilte in huis soms te machtig wordt: zet je overbodige spullen te koop op Marktplaats en je bent nooit meer alleen.
Niet dat het me daarom te doen was. Integendeel. Als er iemand kan genieten van stilte en eenzaamheid ben ik het wel. Maar voor veel mensen is het een schrikbeeld. Jongeren rollen van de ene relatie in de andere om maar niet alleen te hoeven zijn. Getrouwde mensen zitten liever een slecht huwelijk uit dan in hun eentje een nieuwe start te moeten maken. Zelf was ik ook zo iemand. Weggaan bij mijn man leek me lange tijd hetzelfde als een wisse dood tegemoet gaan. Totdat de stap eenmaal genomen was en het tegendeel gebeurde: ik begon weer te leven. Inmiddels kan ik me al bijna niet meer voorstellen hoe twee mensen elkaars nabijheid langer dan een etmaal kunnen verdragen. Dat is raar van me, maar het was net zo raar om te denken dat ik zonder mijn ex niet zou overleven.
Was het dertig jaar later gebeurd, dan was mijn doodsangst wellicht terecht geweest. Ik zag het bij mijn vader. Hij was 89 toen mijn moeder stierf. Hoe moet je leven, als je na 61 jaar huwelijk ineens geen twee-eenheid meer bent? Hij had geen idee. Hij wist alleen wat hij miste: een hand die zich naar hem uitstrekte, een blik die op hem rustte, een mond die tegen hem praatte. Als een dorstige bedelaar begon hij willekeurige passanten aan te klampen voor een praatje. Niet dat hij zich voor hen interesseerde. Totaal niet. Maar daar ging het niet om. Zolang hij gezien werd, bestond hij. Beide partijen leken dat intuïtief te weten.
Het gaf hun nietszeggende woorden zin.
Inmiddels ben ik zijn spulletjes aan het opruimen. Nog even en de laatste koper gaat met de laatste doos de deur uit. Daarna zet ik een dag lang de bel af en mijn mobiel uit. Rust en stilte als beloning.
Nu nog wel.

Trudy Kunz werd in de jaren tachtig en negentig bekend door haar werk voor Libelle en Marie Claire. Voor Plus Magazine was zij bijna vijftien jaar columniste. Zij publiceerde meerdere interviewbundels en in 2013 verscheen haar eerste roman, Kroniek van een bange liefde. Als pensionado zonder pensioen verdeelt zij haar tijd, net als daarvoor, tussen schrijven, schilderen en ander (on)nuttigs.

Reinout Dijkstra is illustrator uit Zwolle. Hij maakt tekeningen, schilderingen, foto's en soms ook nog een klein tekstje. Zijn werk is geaard in zijn eigen ervaringen, hij geniet van dingen als lichtval, kleur en is niet vies van een grapje.