We zakken allemaal niet door het ijs. Het kraakt en het sist maar het scheurt niet en ik verdwijn niet in een afgrond met gloeiende lava. Dat weet ik heus wel. De zon staat hoog en schijnt zo fel dat het lijkt alsof alles in het park licht geeft. De dorre takken, het slapende gras, het is magisch en prachtig maar ik kan alleen maar naar mijn voeten kijken.
De vriendin met wie ik net de bevroren vijver op ben gestapt zegt: ‘Mens, doe niet zo angsthazig.’ Op haar gympen maakt ze sierlijke schaatsbewegingen. Om ons heen tientallen kinderen en ouders en honden en toeristen die op zondagmiddag ook het liefst massaal hun gewicht verplaatsen naar een dunne laag ijs. Aan de randen is het het dunst, daar liggen takken en bladeren ingevroren en kun je er met een stok zo een gat in prikken. Water klotst rijkelijk naar buiten alsof het bloed is dat uit een wond stroomt.
‘Deze is voor Donald Trump!’ hoor ik een kleuter zeggen voordat hij met zijn schaatsjes flink in het ijs begint te hakken.
‘En deze voor alle slappe hangzwijnen die achter hem aan sullen!’ schreeuwt zijn vader en beukt met zijn schaatsloze schoen op het bevroren oppervlak.
‘Spring, papa, verpletter!’ De jongen pakt de arm van zijn vader als steun en begint nu met zijn schaatsjes op het ijs te springen. De vader gehoorzaamt. De vijver kraakt en kraakt. Elke stap die ik zet brengt scheuren teweeg die weer scheuren teweegbrengen die weer scheuren teweegbrengen. Iedere halve meter ontstaat een domino aan nieuwe barsten maar niemand die zich druk maakt.
‘Kom’, zegt de vriendin, ‘laten we onder het bruggetje doorlopen en dan daar het slootje overgaan.’ Verderop zwiert een meisje in een innig schaatsduet met haar selfiestick. Honden maken slidings, vrouwen kletsen bij, kinderen rennen achter elkaar aan, mensen roepen. De vader en zoon kerven nadat ze het Trump betaald hebben gezet met hun fietssleutels gekke gezichten in het ijs. ‘Kijk Ger, dat lijk jij wel’, giechelt een vrouwtje. De vijver is een soort ouderwets dorpsplein, er wordt nog net geen barbecue aangestoken. IJs is als vuurwerk: het haalt mensen uit hun huizen. Negeer jij de kraak? Dan negeer ik de kraak ook.
‘Zie je, er gebeurt niets’, zegt de vriendin. We zijn nu bijna weer bij de walkant. Het gras is berijpt, de takken van de bomen spiernaakt, een duif roept, een spreeuw gilt. Je zou zweren dat er achter het frisse grijs van dat kale struikgewas waar we langslopen een pril stelletje ligt te vozen. En dat daar in de holtes van die boomstammen alweer bouwtekeningen voor vogelnesten klaarliggen.
Nog even niet door het ijs zakken en het is weer lente.

Iduna Paalman (1991) is Hard//hoofdcolumnist. Haar poëzie en korte verhalen verschenen o.a. in De Gids, Revisor, Het Liegend Konijn en NRC Handelsblad. Ook schrijft ze voor het toneel en werkt ze als docent. In 2016 won ze de Grote Lowlands Schrijfwedstrijd. Bij uitgeverij Querido werkt ze aan haar poëziedebuut. // iduna@hardhoofd.com

Tsjisse Talsma gaat het liefst met zijn schetsboek de wereld rond.