◊Boekjes
AH-Verhalen gebundeld!
De verhalen van Anna van Leeuwen zijn naar aanleiding van onze Voordekunst-tentoonstelling in galerie Artpocalypse Collective gebundeld en vormgegeven door onze beeldredacteur Wouter van der Vegt. Deze beperkte uitgave is te koop voor slechts 12,50! Ben je fan van Anna's verhalen? Stuur een mailtje naar redactie@hardhoofd.com met je naam en adres en het zal spoedig jouw kant op komen!
Anna van Leeuwen schrijft dit seizoen weer elke maand een kort verhaal aan de hand van een oproep in de Albert Heijn. Doe je mee? Mail haar een duidelijke foto van een bijzondere oproep en wie weet verwerkt zij hem in een van haar verhalen.
Pas als Henk de voordeur achter haar sluit, realiseert Marlies zich dat het waarschijnlijk verstandig geweest was iemand te laten weten dat ze vanavond op geheime missie is. Het halletje is donker en ruikt vagelijk naar natte hond en/of vieze vaatdoekjes.
Op de trap laat Henk haar voor gaan. “We gaan naar de tweede,” sommeert hij. In haar jaszak hoort ze haar telefoon piepen om een zwakke batterij. Op de tweede verdieping brandt licht. Marlies bekijkt de drie deuren die glimmen zoals kunststof nieuwbouwdeuren graag doen. “We gaan naar links,” zegt Henk. Marlies heeft het warm, maar ze is blij dat ze haar jas aan heeft. Dat bevestigt dat deze verkoop kort en zakelijk zal zijn. Het liefst had ze ook de voordeur open gelaten en de auto stationair laten draaien, maar het is haar inmiddels wel duidelijk dat zij hier niet de regie voert.
Het kamertje dat ze betreden aan de straatkant van het huis, met uitzicht op huizen identiek aan de blokkendoos waar zij in staat, is gevuld met het felle tl-schijnsel dat bij aquaria hoort. Ze telt drie aquaria en ook twee terraria: de een half gevuld met zaagsel, de ander met zand. De bijbehorende dieren ziet ze niet en dat hoeft ook niet, want op de kruipende glibberige beesten die je in zo’n hok kunt verwachten heeft Marlies het niet. Ook niet op vissen overigens, zij is hier slechts om Thomas aan te tonen dat niets menselijks haar vreemd is en heus niet alles wat hun huis levend betreedt een wisse dood tegemoet gaat, zoals het de planten van hun housewarming is vergaan. “Jij hebt echt niks verzorgends,” klaagde hij en als het haar zestig euro kost om het tegendeel te bewijzen, lijkt dat haar een koopje.
Henk heeft wel oog voor de terraria, hurkt tussen het exemplaar met zaagsel en het exemplaar met zand en tikt op de ruiten terwijl hij als een volleerd kinderlokker lispelt: “Kom eens dan! Kom eens dan!”
“Welke is het?” onderbreekt Marlies zijn tête-à-tête met een of ander stuk onderkruipsel – ze kijkt liever niet – “Welk aquarium wilt u kwijt?”
“Allemaal...” zucht Henk, zonder zijn blik af te wenden. “We zijn verknocht aan deze beesies, zie je?” Marlies bekijkt de terraria: “Nee, ik zie ze niet...” antwoordt ze naar eerlijkheid.
“Ik snap er niks van,” zegt Henk ongerust, “misschien heeft mijn vrouw ze beneden... Neem de rechter maar mee, de visjes moet je er zelf uitvissen, ik zal even wat spullen voor je pakken.”
Henk laat haar alleen in het krappe helverlichte kamertje en komt na wat gerommel in de kamer ernaast terug met een stuk tuinslang, een emmer, een visnetje en een paar plastic zakjes. “Zo lukt dat wel, hier staan wat jampotjes,” zegt hij alvast in een poging haar twijfel weg te nemen. Als hij ziet hoe Marlies haar wenkbrauwen ongelovig heeft opgetrokken zegt hij: “Kom op, vijftig euro, we willen er echt van af. Die beesies hebben meer ruimte nodig.” Haar telefoon bliept een tweede keer. “Goed,” zegt ze. Henk laat haar weer alleen.
De vissen, het zijn er een stuk of acht, lijken haar aanwezigheid niet op te merken. “Goed, daar gaan we...” fluistert ze zachtjes naar hun domme vissenkoppen. Hoe ze het aquarium zou aantreffen, daar heeft ze niet echt over nagedacht. Dat ze moet gaan vissen heeft ze zeker niet verwacht. Met een van de jampotjes schept ze wat water uit het aquarium. Vervolgens steekt ze het schepnetje onder water. De vissen duiken gauw weg. Beneden slaat iemand de deur van de woonkamer met een klap dicht en even denkt ze dat ze een vrouw hoort huilen of schreeuwen of allebei. Een keihard gebonk van voeten met haast op de trap volgt, één moment verschijnt Henks bezwete gezicht in de deuropening, het volgende moment sluit hij de deur met een knal, zegt “Sorry” en draait de sleutel vanaf de gang in het slot om. Van schrik laat Marlies de jampot vallen, het glas stuitert op de blauwe vloerbedekking en het water vormt een grote donkerblauwe vlek. “Wat doe je? Is dit een grap?” vraagt ze.
“Het spijt me,” zegt Henk. Ze hoort meer voetstappen de trap op komen. “Mijn vrouw heeft ze niet, we denken dat ze zijn ontsnapt. Zij denkt dat jij ze hebt laten ontsnappen.”
“Dat ik wat? Wat heb ik laten ontsnappen?”
“O, dus je geeft het toe?!” klinkt een radeloze vrouwenstem aan de andere kant van de deur. Marlies kijkt de kamer rond. Het schepnetje heeft ze nog steeds in haar hand. Het voelt alsof haar benen aan de vloerbedekking zijn vastgeplakt. Er kriebelt iets in haar nek. Voorzichtig durft ze met haar linkerhand te voelen. Het is haar sjaal. Ze hoort haar hartslag tekeergaan en haar ademhaling is onvast, onrustig. Angstig tast ze de muren af met haar ogen, al weet ze niet waar ze naar zoekt.
Met een onvaste stem probeert ze te onderhandelen met Henk en zijn vrouw: “Wat willen jullie van mij?” Daar is al over nagedacht, meteen antwoordt de vrouwenstem: “Vang ze, en we laten jou gaan.”
Henk voegt ongevraagd toe: “Het aquarium mag je houden.”
“Ik hoef het niet, ik wil hieruit!” Marlies schrikt van haar eigen stem, die zo hoog klinkt dat ze zichzelf amper herkent. Haar telefoon bliept voor de derde en laatste keer.
“Pas op waar je je voeten neerzet!” roept de vrouw.
“Rot op, ik durf me amper te bewegen!”
“Het is niet nodig te gaan schreeuwen!” schreeuwt Henk.
Uit haar ooghoek ziet Marlies nu iets bewegen, bij het gordijn, ze weet het zeker. Ze hoort hoe het via de muur en de centrale verwarming naar de vloer kruipt en met een doffe klap landt. Ze doet twee stappen van de muur af, haar billen raken de deur en ze staat nu recht tegenover de tafel waarop de twee terraria staan. Op de gang hoort ze de gedempte stemmen van Henk en zijn vrouw. Ze ruziën.
Langzaam zakt ze door haar knieën op haar hurken. Het duurt even voor haar ogen aan de duisternis onder de tafel gewend zijn, dan ziet ze de glinstering van twee donkere ogen, op een paar decimeter van de grond. Dit beesie is groter dan ze had verwacht.
“Fuck,” zegt ze hardop. En als het dier niet reageert, fluistert ze: “Kom eens dan, kom eens dan.” Ze probeert de kinderachtige toon van Henk te imiteren. Heel even lukt het haar zichzelf wijs te maken dat ze een kat lokt, een lief, zacht dier. Haar hand, de hand met aan de ringvinger de verlovingsring die ze van Thomas kreeg legt ze zachtjes voor zich op het tapijt en ze tokkelt op de vloerbedekking. “Kom eens dan?” vraagt ze nog eens. Een kleverige roze massa schiet op haar arm af en voor ze haar hand heeft kunnen terugtrekken, wordt haar hele lichaam naar voren onder de tafel getrokken. De bijtende pijn die ze in haar onderarm voelde verspreidt zich, alsof het beest nu overal is, ze voelt hoe haar rechter grote teen er afgescheurd wordt en uit haar rechter dijbeen neemt iemand een grote hap. Schreeuwend schopt Marlies om zich heen. Vlak voor ze haar bewustzijn verliest, hoort ze Henk in zijn liefste stemmetje zeggen: “Goed zo, eet maar lekker op beesies.”