Schrijfster Marjolijn van Heemstra verbleef enige tijd in India. Daar ondervond ze onder andere dat de opvatting over fitnessen nogal verschilt van die van westerlingen. Een verslag.
Hardlopen in Mumbai is een slecht idee. Ik kan het weten want ik heb het eergisteren geprobeerd. Anderhalve maand voor ik de halve marathon in Egmond aan Zee ga lopen ben ik drie weken op reis. Geen reden om niet te trainen, dacht ik, rennen kun je overal.
Maar niet in Mumbai. Het is niet de slopende hitte, of de smog zo dik dat je er plakjes van kunt snijden. Het zijn ook niet de tientallen schurftige zwerfhonden die met hun laatste krachten naar je benen happen. Zelfs niet de afkeurende blikken van Hindu fundamentalisten voor wie hardlopen zoiets lijkt te zijn als naakt tippelen met een naald in je arm. Daar is allemaal wel mee om te gaan. Maar niet met de gierende uithalen en het bulderende lachen van vrijwel iedereen die je passeert.
Ik ben wel eens vaker uitgelachen. Eventjes, omdat ik mijn sigaret verkeerd om aanstak, de wc uitkwam met mijn rok in mijn panty, dat soort dingen. Maar trainen voor een halve marathon is niet eventjes. Dat is kilometer voor kilometer door de overvolle straten van deze miljoenenstad. Dat is honderden, duizenden gezichten met stuk voor stuk dezelfde blik in hun ogen als je voorbij rent: een mengeling van verbijstering, ongeloof en regelrechte spot.
Normaal gesproken haat ik sportscholen, maar ik zag geen andere optie. Dus wandelde ik vanavond naar de ‘Fit Club’ om de hoek van het appartement waar ik verblijf. Met de manager maakte ik gisteren een ‘very special deal’: een week sporten voor 15 euro. Helemaal speciaal voor mij, snel contant betalen en sssst... niks tegen de andere klanten zeggen. Die betalen namelijk 15 euro per maand, maar daar kwam ik pas later achter. Hoe dan ook, ik was vol goede moed. In een sportclub word je niet uitgelachen als je rent.
Als ‘Nep’ een koning was, was Mumbai zijn koninkrijk. Films, tv programma’s, muziek, mode, fast food, alles wordt hier regelrecht gekopieerd uit het Westen. Een beetje curry eroverheen en voila, klaar voor de Indiase miljoenenmarkt. Het ‘doen alsof’ is hier tot levenskunst verheven. Dat dit ook voor een sportschool geldt, had ik niet zien aankomen.
Als ik ‘Fit Club’ nietsvermoedend binnenstap, sta ik onmiddellijk in een enorme zachtroze spotlight. In de ruimte staan twaalf fitnessapparaten, allemaal onder een andere kleur spot. Tegenover elk apparaat hangt een foto van een Amerikaanse popster die zich uitslooft op het betreffende apparaat. John Travolta bij het bankdrukapparaat, Bruce Lee bij de halters, Jane Fonda bij de matjes voor buikspieroefeningen. Uit de boxen klinkt een Bollywoodremix van de tune van Baywatch. Het is rustig. In een hoek zitten twee meisjes in sportkleding tegen de muur. Ze drinken cola. Een man slaat een flesje Gatorade achterover op de roeitrainer. Hij roeit niet.
Misschien hadden op dit punt mijn alarmbellen moeten gaan rinkelen. We zijn hier in een sportschool, waarom sporten deze mensen niet?
Maar ik dacht aan Egmond aan Zee. Aan 21 kilometer over een guur januaristrand. Ik wilde gewoon trainen. Dus ik begon. Op de loopband. Tegenover me een breed glimlachende Olivia Newton John, met hetzelfde bezig als ik, maar dan zonder te zweten.
Toen de teller op een kilometer stond hoorde ik het gegiechel van de meisjes. Ik keek om en zag duidelijk hoe ze hun lachen plotseling inhielden. Ik rende door. Ze giechelden weer, harder nu. “She’s actually running”, hoorde ik de een tegen de ander zeggen. Ik heb het twee en een halve kilometer volgehouden. Toen de Gatorade-drinker ook begon te gniffelen, hield ik het voor gezien.
Op de terugweg kwam ik mijn tijdelijke buurvrouw tegen. Ik vertelde haar waar ik vandaan kwam. Ze keek me meewarig aan. Daar sport je niet, zei ze. Daar doe je alsof je sport. Dat is het concept.
-Marjolijn van Heemstra is als schrijfster en theatermaker verbonden aan het Amsterdamse productiehuis Frascati waar ze de afgelopen jaren verschillende stukken produceerde. In het voorjaar van 2010 kwam haar eerste dichtbundel, Als Mozes had doorgevraagd, uit. Ze werd genomineerd voor de C.Buddingh'-prijs voor het beste poëziedebuut van dat jaar. Inmiddels schrijft ze voor NRC een rubriek waarin ze op verschillende plekken partycrasht.-