In 1922 maakte Arthur Conan Doyle, amateurfotograaf en de bedenker van Sherlock Holmes, een foto van een groep mensen op een nondescripte plek, met zichzelf op de voorgrond. Het resultaat was er niet naar: zijn gezicht was op de foto een grote, lichte vlek geworden, die als een sluier over het plaatje lag. Mislukt? Niet voor Conan Doyle, die zich na de dood van enkele geliefden tot het spiritualisme had bekeerd. Hij vond dat de vlek het bestaan van bovennatuurlijke krachten bewees, en nam de afbeelding op in zijn boek The Wanderings of a Spiritualist.
De kans is klein dat Conan Doyle zonder spiritualisme de foto ook had gewaardeerd. Mensen zijn nu eenmaal te ijdel en te manipulatief om de imperfecties van een plaatje te omarmen. We kunnen de momentopname niet accepteren en de verleiding van het perfectioneren niet weerstaan. Ook die ene fractie van een seconde moet beïnvloed, of weggegooid.
Dat is best onhandig nu we eindeloos foto’s kunnen maken en wissen, onze afbeeldingen in grote getale over het web zwerven, en we met wat digitaal gepiel ieder kiekje naar onze hand kunnen zetten. Het oefenen van een fotogezicht kost uren van ons leven; het selecteren en bewerken van foto’s dagen, misschien wel maanden. Het zijn tijdrovende en uitputtende bezigheden. Niet voor niets is Instagram zo’n groot succes: in een handomdraai filter je de gefotografeerde werkelijkheid met een laagje ruis.
Een veel beter idee dan Instagram, is om je foto voortaan aan het toeval over te laten. Gewoon één foto per keer, zonder nabewerking. Koop desnoods een wegwerpcamera, als je denkt dat het je echt niet lukt. Dat scheelt tijd en stress en zal een minder grote controlfreak van je maken. Bovendien prikkelen toevallige fouten de fantasie. Die overbelichte plek naast je rechterschouder: een beschermengel. Die paarse lijn dwars over je gezicht: kunst. Die witte veeg over de linkerhelft van de foto: Arthur Conan Doyle
Vanavond organiseert Foam Lab een avond opgedragen aan het imperfecte beeld. Met lezingen, workshops en muziek. Check het hier.