Op het moment dat de avond overgaat in de nacht stopt het openbaar vervoer. Dat gebeurt meestal ongemerkt, en als het wel wordt opgemerkt komt het vaak niet gelegen. Dan is het bijvoorbeeld net gezellig op de karaokeavond. En als het even later dan niet meer zo gezellig is, als alle liedjes zijn gezongen, en je eigenlijk het liefst zo snel mogelijk naar huis wil maar, zoals ik, nogal een eind buiten het centrum woont - zijn je opties gelimiteerd. Er is de taxi, er is de nachtbus en soms is er iemand die je een bank of bed aanbiedt. Geen van die opties maakt echt gelukkig.
Neem eens een illegale taxi. Ze zijn makkelijk te vinden, snel, en je hebt altijd een goed gesprek. Over de stad en de mensen, maar ook over liefde, geloof en opvoeding, over kansen die je hebt gemist en kansen die je nog gaat missen. Met een zat hoofd zeg je altijd te veel of te weinig, maar op de achterbank van een illegale taxi kun je niks verkeerd zeggen. Qua confidentialiteit zit je er beter dan bij de psycholoog.
Ik kreeg mijn nummer van Gregory, een Surinaamse worstenmaker die ik ontmoette aan de bar van de Bijlmerflat waar ik woon. Het was het nummer van Taxi Achmed, een snorder die ik op elk moment kan bellen en die mij dan ophaalt. Hij woont ook in Amsterdam-Zuidoost, dus dat is wel zo makkelijk.
Mijn eerste rit met Taxi Achmed was vorige week. Ik belde en hij zou meteen komen om mij en mijn huisgenoten op te halen. Even later belde hij terug. "Ja, het was de Polstraat toch? Ik ben naar de Polstraat gereden, maar de Polstraat bestaat niet."
"Het is de Tolstraat. In de Pijp."
"Pol met een P van Patrick?"
"Nee, Tol met een T van Tim. Téé, óó, el."
We moesten beiden lachen. Al lachte ik misschien iets harder.
Toen was hij daar opeens. Excuses, zei hij, dat het zo lang duurde. Och, zeiden wij, het is het belangrijkste dat je er nu bent. Hij deed zijn deuren open en we stapten in. Ik liet me vallen op de warme achterbank en keek uit het raampje naar de donkere stad. De Bijlmer staat bekend als het lelijkste stukje Amsterdam , maar bij nacht zie je daar niks van.
We gleden door de wijk, ons gesprek was vrolijk en sentimenteel tegelijk. Achmed vertelde wat over zijn jeugd lang geleden, wij vertelden wat over onze jeugd die bijna voorbij is. Als kind wilde ik altijd een privétaxi die me overal heen kon brengen, dat was nu toch maar mooi uitgekomen. Twaalfvijftig kostte de rit, maar omdat we niet gepast hadden mochten we wel voor tien. Het was toch onze proefrit. Voor de deur werden we afgezet. Toen ik uitstapte dacht ik even dat ik zweefde. Ik leef de droom, dat wil ik maar zeggen.
Deze tekst werd oorspronkelijk gepubliceerd in april 2014.