In restaurants kies ik eerst altijd een dessert uit, pas daarna begin ik na te denken over een potentieel hoofdgerecht. Als ik mijn avond bijvoorbeeld af wil sluiten met een tiramisu zorg ik dat de andere gangen licht op de maag zijn. Zo kan ik écht van mijn dessert genieten.
Voor mij zijn desserts een raison d’être, maar die mening wordt niet door iedereen gedeeld. Veel mensen vinden ze kinderachtig en ik snap eigenlijk niet zo goed waarom. Ja, er zit veel suiker in en suiker is slecht, maar dat is biefstuk ook. Bovendien zijn er zat desserts te noemen die het woord ‘culinair’ naar een ongekend niveau tillen.
Wat dacht je bijvoorbeeld van kokoskaramel met witte chocolade en een vleugje limoen? Of een sneeuwbal van steranijs met frambozen en macadamianoten? En dan ben ik nog niet eens begonnen over een chocolade-ei dat smelt wanneer de ober er ter plekke hete saus over heen giet. Als dat niet culinair is weet ik het ook niet meer.
Na jaren praktijkonderzoek ben ik erachter dat veel mensen het nagerecht in restaurants overslaan omdat hun buiken dan al te vol zitten met stukken stokbrood, tonijnballetjes, risotto en witte wijn. Een slap excuus natuurlijk, want je kunt net als ik gewoon anticiperen op het nagerecht, maar dat terzijde. (Bovendien zei iemand ooit tegen me dat ijs de maag opent en ik ga er van uit dat dit waar is).
Laatst nam dit alles een onverwachte wending. Een vriendin vertelde tijdens het baantjes trekken in het Mercatorbad dat ze een paar dagen eerder toetjes was gaan eten met haar oude huisgenoten.
Van de schrik kreeg ik bijna een slok chloor binnen.
‘Hoe bedoel je?’ vroeg ik.
‘Oh gewoon,’ zei ze. ‘Ik belde naar het restaurant om te vragen of het oké was als we alleen toetjes kwamen eten en het mocht.’
Het werd me even te veel. Al die jaren had ik in de waan geleefd dat ik me eerst door een hele trits gerechten heen moest ploegen voor ik beloond werd met die felbegeerde tiramisu.
Diezelfde dag nog belde ik een vriend met een even grote suikerobsessie als ik.
‘We moeten iets heel belangrijks doen,’ zei ik.
Een halfuur later zaten we in een restaurant vol hangplanten in Amsterdam West. Voorzichtig vertelde ik aan de ober dat we alleen toetjes wilden. Hij knikte alsof hij het dagelijks mee maakte.
We deelden een perentaart, bananensorbet en tiramisu en leefden nog lang en gelukkig. Daarna maakten we een flinke avondwandeling om onze suikerkick te verwerken. Ik moest denken aan iets wat de patissier Christina Tosi (bekend van de beruchte Amerikaanse koekjesketen Milk Bar) ooit zei. Dat het leven nou eenmaal niet altijd rozengeur en maneschijn is, maar dat een zware dag wel een klein beetje lichter kan worden door iets zoets te eten. Want hoe slecht een dag ook is, wanneer iemand koekjes of taart brengt is er eigenlijk geen slecht nieuws meer. Behalve dat er suiker in zit misschien.
Beeld: Stilleven, Osias Beert (manier van), 1600 - 1650 via Rijksstudio.
Het bovenstaande gelezen en getroffen door inspiratie? Altijd al op Hard//hoofd willen publiceren? Stuur je tip op naar lotte@hardhoofd.com!