Weet je nog, op de middelbare school? Dat je na uren zoenen dacht: hoe maak ik hier nu een einde aan? Je tong draaide lam en gevoelloos in het rond, maar je wilde de magie niet verbreken. Je geliefde zou kunnen weglopen en zijn tong nooit meer tegen de jouwe schuren. Tegenwoordig bezorgen de koosnaampjes van je geliefde je plotseling jeuk. Hand in hand lopen voelt als een last en je lichaam roept om vrijheid en alleen zijn. Daar is dus helemaal niks mis mee, vooral niet als je drie dagen samen in bed hebt doorgebracht, terwijl je elkaar een hele dierentuin hebt rondgeouwehoerd. Maar we hebben hier te maken met een soort hedendaags taboe. Zou de verliefdheid dan over zijn? Voor dat moment is dit gedicht. Niet om nou zomaar in het gezicht van je geliefde te smijten, maar om thuis te bewaren en helemaal alleen te lezen.
De liefde moe
De liefde kent de tijd te goed,
uren sterven als tantes op zondag.
Is het voorjaar? Is het winter?
De bomen ontvangen de wind en buigen.
Mijn verlangen is moe, mijn adem tandenloos.
Ik ben het lichaamsdelen noemen moe,
zoals wij deden, tintelend van ontdekking.
Ik ben de liefde moe.
Alles gaat nu zwerven, door de wind verjaagd:
mijn handen, haar handen, mijn woorden,
seizoenen… wij nemen de pijn mee,
volgen de snelle liefde en sterven.
Ik zal zeker sterven, zwervend,
de liefde zoekend waar hij al eerder was,
tandenloos en moe.
Remco Campert