Het groeiende geloof in een religie die werk heet, is ongezond en moet ophouden; om te beginnen door te stoppen met het verafgoden van mensen om hun extreme arbeidsethos, vindt Quirine van Eeden.
De populariteit van Silicon Valley-held Elon Musk is tanende. Onlangs liet de personificatie van het productiviteitsideaal in een openhartig interview met The New York Times doorschemeren dat zijn zo geroemde 120-urige werkweek hem steeds vaker lijkt op te breken. Een recent onderzoek van de Volkskrant onderschrijft de omvang van dit probleem - waar zelfs superman Musk nu dus onder gebukt gaat - in Nederland. Huisartsen en psychologen voor alle studenten die onder de prestatiedruk bezwijken zijn niet aan te slepen en “kunnen de problemen niet meer aan”. Zo is zelfs de oplossing deel geworden van dit steeds verder uitdijende probleem, namelijk dat we van de werkvloer onze nieuwe kerk hebben gemaakt.
Het hebben van een betekenisvolle baan is de nieuwe, heilige graal.
Het wel en wee van de werkvloer is een thema dat al sinds de industriële revolutie leeft. Werk helpt de mens in zijn bestaan te kunnen voorzien en is bovendien een uitstekende vorm van bezigheidstherapie. Maar bovenal zou werk erkenning, zelfvertrouwen en zin (moeten) bieden. Het principe dat werk betekenis moet geven heeft een steeds prominentere plek in ons leven veroverd.
Sterker nog: het hebben van een betekenisvolle baan is de nieuwe, heilige graal. In het naoorlogse bestaan namen we afscheid van tijdloze waarheden, maar dat wilde niet zeggen dat aan de zoektocht naar betékenis een einde kwam. Die betekenis werd vanaf toen alleen elders gezocht. De brede moraal van het traditionele denken maakte plaats voor een grote vrijheid om het leven naar eigen inzicht in te vullen en zin te geven. In het aardse, vergankelijke bestaan betekent dat niet denken in universele ideeën, maar doen in particuliere daden. De daden die je verricht bepalen wie jij bent. Kortom, je bent wat je doet. Of, om de beroemde woorden van de existentialistische filosoof Jean-Paul Sartre te spreken: de existentie gaat vooraf aan de essentie.
Dat maakt het leven niet bepaald tot een lichtzinnige exercitie. De Deense filosoof Søren Kierkegaard, voorvader van het existentialistisch gedachtegoed, zag de angst van de duizelingwekkende vrijheid die hiermee gepaard gaat. De ware mens weet dat hij zijn leven in de waagschaal moet leggen, wetten en regels terzijde moet schuiven om aanzien te verwerven en te behouden. Nogmaals, dat vraagt om een doen, niet om een denken. Alleen daden kunnen bijdragen aan het grotere, existentialistische ideaal van zelfwording.
Voor een niet te miskennen bedrag belooft een coach, de priester van de 21e eeuw, de werkende te sterken in diens toewijding en overgave.
Die dadendrang laat logischerwijs het vaakst van zich horen op de plek waar de hedendaagse westerse mens het meest te vinden is: de werkvloer. De nieuwe wijze van zingeving zal zich dus ook voornamelijk op de werkvloer moeten voltrekken. En dat is te merken. Op heidagen buigen werkenden zich over het formuleren van een missie die de neuzen dezelfde kant op moet krijgen: Wat zijn onze gedeelde waarden? Wat is ons verhaal? Hoe blijven we daarin geloven? En tenslotte, hoe dragen we die goede boodschap uit en nemen we de ander (lees: de klant) daarin mee?
Werk wordt zo een ernstige bezigheid. Iedere ‘fte’ moet immers dienstbaar zijn aan de geformuleerde visie. Het praktiseren van het geloof komt voor een werkende neer op zo veel mogelijk zelfontplooiing; ‘het beste uit jezelf willen halen’. Gelukkig is er een scala aan organisaties die op deze wens inspeelt. Voor een niet te miskennen bedrag belooft een coach, de priester van de 21e eeuw, de werkende te sterken in diens toewijding en overgave door al zijn verborgen talenten tevoorschijn te toveren.
Hoewel Kierkegaard en de zijnen wars waren van bovengenoemd berekenend denken, is de existentialistische gedachte ‘je bent wat je doet’ – in verwaterde vorm - wijdverbreid geraakt. Neem het zelfhulpboek. Waar eerder het geloof en de ideologie aan de menselijke hang naar betekenis moesten beantwoorden, is daar nu het zelfhulpboek om de werkende mens uit de brand te helpen. Net als de kerk heeft ook betaald werk een eigen Bijbel nodig. Zou dat managementgoeroe Stephen Covey tot onze nieuwe blijde boodschapper maken? Dienen zijn Zeven eigenschappen van effectief leiderschap als het nieuwe Heilige Schrift? Covey had het waarschijnlijk zo gezien: de zeven eigenschappen die hij in dit boek noemt zijn naar eigen zeggen namelijk een variatie op de traditioneel-christelijke deugdethiek. In het vervolg op zijn Zeven eigenschappen behandelt hij de som der kwaliteiten van effectief leiderschap: het vermogen om aan de eigen roeping gehoor te geven.
Regelmatig blijkt die eindelijk bemachtigde baan niet lang zo betekenisvol als hij deed vermoeden.
Het alomtegenwoordige geloof in een religie die werk heet, vergroot niet alleen de ernst van de betaalde arbeid, maar versterkt ook de groeiende burn-outproblematiek. Vanzelfsprekend spelen diverse factoren mee, maar één daarvan is het groter wordende belang dat aan een baan wordt toegedicht. Hoe existentiëler - of existentialistischer - de beroepskeuze, des te crucialer de weg ernaartoe. De bemachtiging van het juiste plekje op de competitieve arbeidsmarkt betekent bijtijds ontdekken wat je roeping is en er vervolgens alles aan doen om die roeping te kunnen beantwoorden. Praktische bezwaren, zoals hoge toelatingseisen of grote werkdruk tijdens de studie, mogen dat niet in de weg staan.
Eenmaal op de banenmarkt blijken pas afgestudeerden vaak bedrogen uit te komen. Werk geeft immers niet altijd de zin die het lijkt te beloven. Regelmatig blijkt die eindelijk bemachtigde baan niet lang zo betekenisvol als hij deed vermoeden. Zelfs profeet Covey nam het niet altijd even nauw met zijn eigen profetie: ‘Niemand wenst op z’n sterfbed dat hij meer tijd op kantoor had doorgebracht’, schrijft hij. Misschien heeft de beurswaakhond Musk wel een dienst bewezen door hem uit zijn bestuurdersfunctie te ontheven.
Het is tijd om onze prioriteiten collectief te verschuiven naar die dingen waar we wel stil bij willen staan als Vadertje Tijd ons op de schouders tikt. Dat betekent ook dat we het ideaal van arbeid minder religieus moeten doen voorkomen, om te beginnen door te stoppen met het verafgoden van mensen als Musk om hun arbeidsethos. Alleen dán zullen toekomstig deelnemers van de arbeidsmarkt niet voortijdig geofferd worden door existentiële stress.
Quirine van Eeden (1991) studeerde rechtsfilosofie in Leiden, schreef haar scriptie over Duitse Romantiek en nationalisme en deed bij de Nationale Denktank van 2017 onderzoek naar de veranderende arbeidsmarkt en de waarde van werk.
Olivier Heiligers (1982) is illustrator en maakt zijn tekeningen in een hedendaags klare lijn-stijl, als het kan met een vleugje humor. Naast zijn autonome tekenprojecten werkt hij regelmatig voor o.a. de Volkskrant, VPRO Gids en Het Parool.