We fietsten elke ochtend naar een schoolgebouw
met kinderen die allemaal blond zijn geboren
en bewogen ons over het plein volgens ongeschreven regels,
jaagden kraaien bij afvalbakken weg. Zaten in de klas als
in een bus, we noemden de juffen bij hun voornaam en
de meesters bij hun achternaam, we leerden over wasdom
door in het hertenkamp naar vliegenzwammen te zoeken.
Onder een steiger vonden we een dode muskusrat en
draaiden hem met een stok op zijn rug. Pas toen zijn buik
omhoog stak zag ik hoe mijn eigen armen eigenlijk voorpoten zijn
dat ik een dier ben die steeds het zachtste voor zich draagt.
Niek Pronk maakte een illustratie, Lilian Zielstra schreef daarbij een gedicht. Normaal doen dichter en illustrator dat andersom, maar bij hoge uitzondering werd er nu eens van plaats gewisseld.