De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. De uithaal van Rutger Bregman naar de wereldelite op het World Economic Forum in Davos, het onderonsje van de superrijken der aarde, ging twee weken geleden de wereld over. Mooi dat zijn ideeën zo massaal werden opgepikt, maar dat is niet genoeg. Jarmo Berkhout legt uit waarom.
Rutger Bregman had twee weken geleden zijn moment van glorie. De jonge historicus, bekend van zijn pleidooien voor het basisinkomen en een vernieuwd geloof in de Vooruitgang, gebruikte het platform dat Davos hem bood om de miljonairsklasse de oren te wassen. Dat deed hij met een vanzelfsprekende pijler van elke linkse politiek: belast de rijken. Daarop ging hij prompt viral. Wat daarmee onderbelicht bleef, is dat het in werkelijkheid zijn panelgenoot Winnie Byanyima was die zich opwierp als kampioen van de armen en de arbeidende klassen. Het was haar uitsmijter die het weerwoord vormde tegen het misplaatste economische optimisme van de Davos-elite: “You’re not counting dignity of people. You’re counting exploited people!”
Bregman ziet zijn eigen populariteit dan ook als een teken dat zijn vooruitgangsgeloof legitimeert, en laat het na economische rechtvaardigheid te eisen namens de uitgebuite massa.
Hoe moeten we het verschil tussen de twee panelleden begrijpen? Terwijl het Bregman naar eigen zeggen te doen is om de materiële levensomstandigheden van de mensen, gelooft hij dat het ideeën zijn die de wereld veranderen. Dat klinkt logisch, maar is eigenlijk een paradox: het zijn namelijk mensen die de wereld veranderen, op basis van collectieve politieke actie. Wie dit negeert, hanteert in feite het perspectief van een optimistische machthebber – een beetje als een doorsnee D’66-er, of Mark Rutte als hij weer eens uitlegt hoe gaaf ons land is.
Bregman ziet zijn eigen populariteit dan ook als een teken dat zijn vooruitgangsgeloof legitimeert, en laat het na economische rechtvaardigheid te eisen namens de uitgebuite massa. Elke levensvatbare linkse (of progressieve) organisatie begint met dat laatste. Wie dat serieus neemt, doet er beter aan te denken vanuit “de straat”, vanuit het concrete leven van degenen die daadwerkelijk gebaat zijn bij een systeemverandering. Het was Byanyima die dit in Davos deed, door de superrijken erop te wijzen dat hun kwantificatie van de economische voorspoed helemaal niks zegt over de levens van de mensen – arbeiders, boeren – die die voorspoed überhaupt mogelijk maken. Ze verklaarde zich solidair met hen en plaatste daarmee het zwaartepunt van het conflict met de miljonairsklasse in de politieke strijd voor waardigheid en gelijkheid. Dat werkt mobiliserend.
De tekenen van verandering moeten we daarom niet zoeken in de tijdelijke belangstelling voor een viral idee als dat van Bregman (hoe belangrijk het ook is om de rijken te belasten!), maar in de bereidheid om collectief politieke actie te ondernemen. Terwijl het fenomeen van een protestgeneratie voor altijd gevangen leek te blijven in de legendes van de jaren zestig, zien we nu wederom een massale mobilisatie van jonge mensen. De klimaatspijbelaars waren het meest hoopgevende wat Nederland in jaren overkomen is. En het is pas het begin. Volgende maand wordt een spektakel: eerst de Women’s March en de Klimaatmars, die beide massaal beloven te worden. De week erop een nationale onderwijsstaking en de week daarna de jaarlijkse demonstratie tegen racisme en discriminatie. Laten we de Davos-elite vergeten, de gezapigheid waarmee we met onze verworven rechten omspringen aan de kant schuiven, en woorden omzetten in daden.