Wat houdt het vertalen van een tekst eigenlijk in? En wat gebeurt er als die tekst poëzie is? Frances Welling onderzoekt de theoretische grenzen van de poëzievertaling, terwijl ze in discussie gaat met haar fictieve vertaler. Een essay over poëzie, taal en betekenis.
Professional strangers constitute the stranger as an unknowing other (the one who simply is a stranger rather than takes on strangerness through knowledge). Knowing strangers is here knowing strangers as unknowing.
-- Sara Ahmed, Knowing Strangers
Mijn vertaler zegt dat hij onderdanig is. Mijn vertaler zegt dat hij loyaal is.
Dat hij dezelfde bloedgroep heeft, een vergelijkbare moeilijke jeugd heeft gehad, dezelfde boeken heeft gelezen als ik en méér – en dat hij mij daardoor het beste kan vertalen.
Zijn moedertaal is nauw verwant aan de mijne en hanteert eenzelfde beeldspraak rond emoties. Zijn metaforen voor woede en verdriet zijn ook hulzen met vloeistoffen die over kunnen lopen, de druk kunnen opvoeren, de huls doen barsten. Hij zegt dat hij ook dichter is. Dat hij daarom mijn tekst het beste begrijpt, van mijn tekst de ideale lezing biedt.
Er bestaat geen ideale lezing, zeg ik hem. Luistert hij? Een ideale lezing is een utopisch idee. De veelvoud aan mogelijke interpretaties is inherent aan het werk.
1) Een verkenning van de vertaalbaarheid van poëzie
Poëtische teksten onderscheiden zich van andere literaire vormen door de meerduidigheid en ambiguïteit van de taal. Vertaling is in haar kern een zoektocht naar equivalentie, maar in poëzie moet die equivalentie worden gezocht op meerdere niveaus. Een vertaler zal een gedicht vertalen met een idee van wat hij of zij eruit wil overbrengen, wat bij iedere regel weer neerkomt op de vraag of hij of zij op vorm of inhoud zal inleveren. Toch zijn deze twee aspecten niet los van elkaar te zien. De poëtische betekenis van een tekst beperkt zich niet tot de inhoudelijke betekenis, maar manifesteert zich ook in woordkeuze, ritme, klank, rijm en visuele vorm. De poëtische vorm vraagt om openheid voor interpretatie in de verschillende lagen van de tekst. Daardoor hebben de woorden van een poëtische tekst een open semantisch veld; de totale betekenis wordt geconstrueerd door de optelsom van de mogelijke betekenissen.
Hoe meer betekenisgevers de vertaler wil behouden, hoe meer hij of zij zichzelf in de bewegingsvrijheid beperkt. Bij het vertalen van proza ligt de beperking iets meer bij de interpunctie, waar tussen de leestekens in de zin wat langer kan worden uitgestrekt om de oorspronkelijke betekenis min of meer in haar volledigheid over te brengen. Dat kan, omdat de betekenis minder in de vorm is gelegen. Er kan in proza natuurlijk ook sprake zijn van betekenisverlies op woordniveau, maar een woord krijgt in een prozatekst toch ook veelal zijn betekenis in de context. De rest van de tekst biedt handvatten om op woordniveau te kunnen interpreteren. De context van een poëtische tekst ligt echter vaak voor een groot deel buiten de tekst door het metaforische en aanwijzende karakter, en deze context is open en ambigu.
Welke positie kan de vertaler innemen, als hij of zij in de eerste plaats de openheid voor interpretatie van de tekst wil behouden, als die ambiguïteit een onmiskenbaar gegeven is van de poëzie? Hoe kiest een vertaler woorden zonder zelf een lezing te suggereren, hoe ontkent hij of zij de eigen positie als lezer?
Vladimir Nabokov was van de uitgesproken mening dat een vertaling van poëzie zo letterlijk mogelijk moest zijn, liefst zelfs woord-voor-woord, met zo veel mogelijk voetnoten die de context en de specifieke connotaties van een woord uitlegden. Zo kon de lezer zelf tot een interpretatie komen vanuit het volledig gestripte materiaal.
Deze methode gaat echter uit van een eindigheid van betekenis. Er is in de voetnoot een illusie van begrip en een illusie van volledigheid van connotaties. Als we ervan uit kunnen gaan dat het woord ‘boom’ in het Russisch in betekenis verschilt van het woord ‘boom’ in het Braziliaans Portugees, omdat de culturen een ander idee hebben van de ‘standaard’ boom – lange uitweiding, zo kunnen we het ook over vogels of kaas hebben – kan de menselijke emotie, speerpunt van de poëzie en fenomeen waarvan we graag denken dat het complexer is, dan wél unaniem vertaalbaar zijn?
Mijn vertaler zegt dat alleen dichters poëzie kunnen vertalen; dat alleen zij het poëtische kunnen overbrengen.
Misschien kenmerkt de emotie zich juist door haar universalisme, waardoor we komen op het punt van pure language van Walter Benjamin. In zijn essay Die Aufgabe des Übersetzers (‘Aufgabe’ wordt doorgaans vertaald als ‘taak’, maar betekent ook ‘overgave’) verbindt hij de vertaalbaarheid van een tekst niet aan de mogelijkheid van het bereiken van (absolute) equivalentie. Vertaalbaarheid is een modus, een essentiële eigenschap die de tekst een afterlife of continued life toestaat: de manier waarop de pure taal terugkomt in de andere taal, toont de verbanden tussen de twee talen en helpt deze talen harmonieus bij elkaar te brengen. Als het een goede tekst is, overleeft deze zowel de vertaling naar een andere taal als de vernieuwing van de eigen taal, onderhevig aan de tijd. De kwaliteit van een poëtische tekst ligt in de mate waarin ze niet aan de originele vorm is vastgeklonken, maar waarin ze fluïde is.
Mijn vertaler zegt dat alleen dichters poëzie kunnen vertalen; dat alleen zij het poëtische kunnen overbrengen. Hij herhaalt het experiment met de taal op hetzelfde niveau als de dichter, komt zo tot een vergelijkbaar gedicht. De vertaling moet lezen als een origineel gedicht, zegt hij; dit is voor hem de eerste prioriteit.
Ik wijs hem op zijn onderdanige positie en op zijn geveinsde loyaliteit aan het oorspronkelijke gedicht.
Nee, zegt hij. Zelfs met een beperkte kennis van mijn moedertaal, is hij een betere vertaler van mijn werk dan iemand die mijn taal en cultuur volledig kan doorgronden, maar die zelf geen poëzie schrijft. Anders kan het beter in proza worden vertaald dan in versvorm.
Misschien moet je dat ook maar proberen, zeg ik.
2) Rijmen voor de lezer
Voor steeds minder vertalers van hedendaagse poëzie is vertaling naar rijm een relevant vraagstuk. Echter, hoewel het aan het veranderen is en vrij vers en prozapoëzie ietwat aan terrein winnen, is het gebruik van rijm in het Russisch nog vrij normaal. Dat er laatst in Antwerpen iemand van Bulgaarse afkomst vanuit het publiek naar Obe Alkema had geroepen dat het werk niet rijmde en dus geen poëzie was, bewijst voor mij hoe belangrijk de hermetische vorm nog is voor poëzie in Slavische talen; net als het moment waarop Divya Nadkarni bij een presentatie over haar wetenschappelijk onderzoek te midden van grijsharige slavisten verrast moest verdedigen dat het werk van Galina Rymbu, dat zij onderzocht, wel degelijk gedichten waren.
De aannames dat poëzie moeilijk, cryptisch en ambigu is, dat poëzie een bijzondere relatie tussen vorm en betekenis toont, en dat een vertaling van poëzie ook als gedicht op zichzelf zou moeten staan, hebben ervoor gezorgd dat het vertalen van poëzie tot een utopisch project is bestempeld.
Mijn vertaler onderbreekt mij. De lezer in mijn doeltaal kent deze mensen niet. Zal hij het effect op de lezer imiteren en vergelijkbare namen gebruiken die de lezer wel bekend zullen zijn, of zal hij dezelfde namen adopteren, in de originele spelling? In andere woorden, mag de lezer weten dat hij een vertaling leest?
In het Nederlands wordt rijm inmiddels met ofwel een archaïsche stijl ofwel een kinderlijke stijl geassocieerd (denk aan bakerrijm en Sinterklaasgedichten), maar in het Russische taalgebied is rijm nog een bepalende eigenschap van poëzie. Vrij veel vertalers vanuit het Russisch houden vast aan het rijmschema, omdat het voor de brontaal zo essentieel is. Dit is een van de hoofdschisma’s in de vertaalwetenschap: breng je de lezer dichter bij de brontaal en -cultuur, door de stijl na te bootsen en een verschillend effect op de lezer hieraan ondergeschikt te maken, of breng je de vertaling dichter bij de lezer, door de poëtische conventies van de doeltaal na te volgen?
De aannames dat poëzie moeilijk, cryptisch en ambigu is, dat poëzie een bijzondere relatie tussen vorm en betekenis toont, en dat een vertaling van poëzie ook als gedicht op zichzelf zou moeten staan, hebben ervoor gezorgd dat het vertalen van poëzie tot een utopisch project is bestempeld. De poging om tegen beter weten in tot een succesvolle vertaling te komen door een equivalentie te bereiken die er nooit volledig zal zijn, maakt de taak van een poëzievertaler simpelweg paradoxaal. Roman Jakobson, Russisch taalkundige en formalist, noemde poëzie zelfs volledig onvertaalbaar: de enige mogelijkheid was volgens hem het bereiken van een creatieve omzetting, maar een echte vertaling zou het nooit worden.
Mijn vertaler strijdt tegen een paradox die hij nooit kan winnen, maar hij vraagt me wel wat ik ervan vind. Het nieuwe gedicht dat hij heeft geschreven, reflecteert het niet enigszins mijn register, mijn stijl, mijn stem?
Een vertaler van poëzie begeeft zich onvermijdelijk voortdurend in het midden van meerdere onmogelijke uitersten. Je zoekt naar wat een gedicht, wat een strofe, wat een regel precies nodig heeft, je tegelijkertijd bewust van de beperkingen van je eigen lezing, die doorsijpelen in de keuze van wat je wilt behouden. De essentie is om, in de woorden van Sara Ahmed, de vreemdeling ook in vertaling een vreemdeling te laten zijn. De taak van de vertaler is uiteindelijk de overgave.
Mijn vertaler vraagt me of hij er iets aan mag toevoegen – het zou mooier zijn zo. Mijn antwoord op hem is een onomwonden ‘nee’, maar hij heeft zijn vrijheid nodig. Als ik hem nee blijf zeggen, praat hij me na met zeurderige stem, maar in een accent dat mij nu vreemd is en ik voel de betekenis in onzinnigheid wegvloeien: mijn vertaler heeft een homofone klankvertaling gemaakt.
Frances Welling studeerde Russisch en Algemene Cultuurwetenschappen en schrijft nu voor haar master Vertaalwetenschappen een scriptie over het vertalen van de dichter Dmitri Prigov. Ook is ze redacteur bij Perdu.
Myrthe Denkers houdt van tekenen en van praten. Ze besloot haar twee favoriete bezigheden te combineren en is nu naast illustrator ook docent beeldende kunst. Ze is net verhuisd naar Utrecht maar stiekem mist ze Groningen.