Bij de recente dood, zondag 1 juli, van de kunstenaar Armando denkt Trudy Kunz terug aan de bijzondere ontmoeting die zij drie jaar geleden met hem had. Het onderstaande interview, waarin hij terugblikt op zijn leven, verscheen eerder in het tijdschrift Plus.
'Ik denk steeds vaker: hoe is zo’n banaal mannetje als ik tot zulk mooi werk in staat? Ik leer dat ik eigenlijk niet veel te vertellen hebt. En toch ga ik door. Wat zou ik anders moeten doen? Een beetje naar buiten zitten staren of zo? Dat is niks voor mij. Bovendien: ik móet werken, het is een innerlijke drang waar niets tegen te doen valt. Dat wordt eerder meer dan minder. Ik denk dat ik haast heb. Vroeger dacht ik: het kan morgen ook nog. Maar nu voel ik de hete adem van de tijd in mijn nek. Ik moet opschieten als ik al mijn ideeën nog wil uitvoeren. Ik ben altijd al ongeduldig geweest maar het wordt steeds erger. Als ik nu iets bedenk, wil ik het meteen doen.
Ik word gemakzuchtiger. Laconieker. Niet in mijn werk, maar in mijn houding tegenover het leven. Ik denk nu eerder: ze gaan hun gang maar. Als mensen zo nodig oorlog willen voeren, moeten ze het vooral doen. Ik verbaas me er niet meer over, ik neem er kennis van. Er tegen vechten heeft geen zin, de mensen leren niets van de geschiedenis.
Spijt – ook al zo’n zinloos gevoel. Waar zou ik spijt van moeten hebben? Dat ik geen kinderen heb gekregen? Ik heb ze nooit gemist. Ik hield niet genoeg van mezelf om mezelf te reproduceren. Indertijd waarschuwden ze mij: ‘je gaat een eenzame oude dag tegemoet!’ Flauwekul. Als ik kinderen had gehad, had ik nooit de financiële risico’s kunnen nemen die ik nu genomen heb. Ik heb hooguit spijt dat ik geen nieuwe stad meer kan veroveren. Daar zijn mijn benen te slecht voor, ik heb ouderdomsdiabetes. Ik raak een beetje uitgekeken op Berlijn, waar ik de meeste tijd woon en werk. Rome of Madrid, dat lijkt me wel wat. Daar nieuwe galeries zoeken. Nieuw werk maken.
Je zou eenzamer worden, zeggen ze. Nou, ik merk er niets van. Je verliest mensen, maar je krijgt er ook mensen bij. Dat is niet anders dan toen ik dertig was. Acht jaar geleden heb ik mijn huidige levensgezellin ontmoet. Ik was opgenomen in een kliniek na een operatie vanwege mijn suikerziekte. Zij werkte daar als logopediste. We werden op slag verliefd. Ze bleek pas vierenveertig te zijn. Wist ik veel. Ik kan geen leeftijden meer schatten. Voor hetzelfde geld was ze vierenzestig geweest. Het zegt mij zo weinig, leeftijd. Ja, je wordt krakemikkiger, en je denkt wat vaker aan de dood. Ik loop met een rollator. Alleen binnenshuis hoor, buiten niet, daar ben ik te ijdel voor. Maar verder doe ik alles. Ik ben nog zeer krachtig. Ik maak grote schilderijen en sculpturen. Dat is geen probleem, al heb ik wel altijd hulp nodig: iemand die het schilderij voor me omkeert of een beetje opzij schuift. Ik ben dus niet meer zo onafhankelijk als ik was, maar ik voel dat niet als een beperking. Als ik in Nederland ben, gebruik ik het atelier van een collega. Daar word ik naartoe gebracht en aan het eind van de dag word ik weer thuis gebracht. Ik ben daar samen met anderen dus er is altijd wel iemand die me kan helpen. Ze zitten allemaal heel gezellig te kletsen en te lachen. De enige die serieus aan het werk is, ben ik.
Het verbaast me dat oude mensen zich zo vasthouden aan wat ze hebben. Ze kunnen niks loslaten, alles moet blijven zoals het is. Daarom zien ze ook zo op tegen de dood. Ik heb daar geen last van. Dat is geen verdienste, ik zit gewoon zo in elkaar. Ik heb geen illusies, geen verwachtingen. Nooit gehad ook. Het leven komt zoals het komt. Soms heb je geluk, en soms zit het tegen. Maar als je geluk hebt, moet je dat niet krampachtig willen vasthouden. Je kúnt niks vasthouden, uiteindelijk gaat alles verloren. Panta rei, zeiden de oude Grieken. Alles stroomt. En niks blijft. Dat weet je, dus dan kun je er ook maar beter naar proberen te leven. Mijn huizen in Berlijn en Amstelveen staan vol met boeken, spullen, troep. Ik gooi regelmatig dingen weg, anders zitten de achterblijvers er na mijn dood maar mee opgescheept. Dat wil ik ze niet aandoen.
Mijn eigen werk heb ik nooit om me heen willen hebben. Ik houd er niet van. Ik bewonder het wel, maar eraan hechten is iets anders. Toen het Armando Museum in 2007 door brand werd verwoest, dacht iedereen: daar komt hij nooit meer bovenop. Maar het deed me niets. Niemand gelooft het, maar het is echt waar. Er gingen zo’n dertig schilderijen van mij verloren. Nou, en? Ik vernietig zo vaak mijn eigen schilderijen. Laatst nog: veertig stuks uit de opslag. Ik vond ze niet goed genoeg. Hup, weg ermee. Dat ruimt lekker op.'
De veelzijdige Armando (beeldhouwer, dichter, schilder en in vroeger jaren ook violist, journalist, televisie- en theatermaker), werd in 1929 in Amsterdam geboren als Herman Dirk van Dodeweerd. Het eerste Armando Museum werd in 1998 gevestigd in de Elleboogkerk in de binnenstad van Amersfoort. Op 22 oktober 2007 brak er een brand uit die veel werk vernietigde. Sinds maart 2014 is de resterende Armando Collectie te zien in het Museum Oud Amelisweerd (MOA) in het bos ten oosten van Utrecht. In het Rietveldpaviljoen in Amersfoort, Zonnehof 8, loopt t/m 23 september a.s. de tentoonstelling ‘Armando tot Mondriaan tot Wolter’.
Trudy Kunz werd in de jaren tachtig en negentig bekend door haar werk voor Libelle en Marie Claire. Voor Plus Magazine was zij bijna vijftien jaar columniste. Zij publiceerde meerdere interviewbundels en in 2013 verscheen haar eerste roman, Kroniek van een bange liefde. Als pensionado zonder pensioen verdeelt zij haar tijd, net als daarvoor, tussen schrijven, schilderen en ander (on)nuttigs.
Pirmin Rengers is illustrator en docent. Hij woont in Assen, werkt overal en houdt van hobby's.