Iedere nationale geschiedenis kent zijn grijze en zwarte bladzijdes. Turkije ontkent de Armeense genocide, met de oorlogsbombardementen op Dresden zijn we nooit helemaal in het reine gekomen en Amerika heeft onder meer Vietnam. Nederland gaat dubbelhartig om met kwesties als Rawagede of Srebrenica. Hoe komt dat? En waarom is het eigenlijk zo moeilijk om sorry te zeggen?
Nederland gaat zijn excuses maken aan de nabestaanden van de slachting in Rawagede. Dat is een historische doorbraak. Toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Maxime Verhagen zei niet zo lang geleden nog het volgende: “Er is respect en medeleven overgebracht aan de overlevenden en nabestaanden van deze tragedie.” Hij betuigde spijt, geen excuses. En daarmee was de kous toen af.
Executie
Rawagede vormt een van de zwarte bladzijdes uit onze geschiedenis. Die donkere pagina’s nemen bij de geschiedenislessen op school doorgaans geen grote plek in. Niet alleen het verleden is duister, ook de hedendaagse omgang met dat duistere verleden is met een hoop mist omgeven.
In 1947 ‘zuiverden’ Nederlandse eenheden het dorp Rawagede op West-Java. Er werden geen wapens gevonden in de huizen, zoals wel gehoopt werd. In de latere geschiedschrijving werd aanvankelijk gesproken van 150 doden door vuurgevechten en van de standrechtelijke executie van 20 gevangengenomen dorpelingen. De juistheid van die getallen wordt van alle kanten betwist. Joeri Boom kwam in De Groene Amsterdammer op tenminste 118 doden door executie. De Indonesiërs houden vast aan het getal 431.
Hoewel de precieze aantallen dus niet duidelijk zijn, lijkt de aanduiding ‘het Nederlandse My Lai’ op zijn plaats. Tegen die zekerheid staken de woorden van Verhagen schril af. Zeker omdat het erop lijkt dat Rawagede allerminst een uitzondering vormde tijdens wat zo eufemistisch de ‘politionele acties’ is gaan heten. De nabestaanden van de Indonesiërs die door Nederlandse militairen in december 1947 standrechtelijk geëxecuteerd werden, voeren nog altijd een proces tegen de Nederlandse staat. Hierin bleek onlangs dat de staat zich niet kon beroepen op het argument verjaring.
Ontkennen
Landen die, zoals Nederland in dit geval, moeizaam worstelen met het gapende gat tussen begane (oorlogs)misdaden en beleden (Verlichtings)waarden zijn van onze tijd –niemand die het Romeinse Rijk ooit van oorlogsmisdaden heeft beschuldigd. De geschiedenis gaf de overwinnaars altijd gelijk, tot zo’n honderd jaar geleden.
Die overwinnaarsstrategie zien we vandaag nog steeds. Kijk naar Turkije en de Armeense genocide. Dat het een genocide was wordt door Turkije ontkent, net als de hoogte van het aantal slachtoffers. Dat ze daar niet mee wegkomen komt alleen maar doordat het Armeense standpunt nog altijd levend is. Was dat niet het geval geweest, dan had Turkije hier nog minder woorden aan vuil gemaakt dan ze nu al doen. Een gevolg van de Turkse opstelling is dat het debat over de wat-vraag gaat: wat is er precies gebeurd? Zolang daar niet de minste overeenstemming over is, zijn spijtbetuigingen nog niet aan de orde. Daar komt bij dat zolang er in Turkse ogen geen sprake is van een genocide, het zelfbeeld van de natie omhoog gehouden kan woorden: seculier, Verlicht en modern.
Verontschuldigen
Staten die nog altijd over hun macht beschikken zeggen zelden sorry. Pas als de machtsverhoudingen veranderen, komen staten in beweging. In het Zuid-Afrika van ná de apartheid werd een Waarheids- en Verzoeningscommissie opgericht: de waarheid werd hier geruild voor amnestie. De Amerikanen waren in Vietnam pas tot onderhandelingen en concessies met Hanoi bereid nádat het Tet-offensief nieuw licht had laten schijnen op de verhoudingen tussen de strijdende partijen
Een misdadiger geeft over het algemeen zijn misdaad niet graag toe. Omdat hij niet graag gestraft wil worden, maar ook niet zelden omdat ook de misdadiger een (diep weggestopt) ethisch besef heeft. Dat geldt voor landen, staten en naties even goed: mensenrechtenschendingen zijn het failliet van onze beschaving. We stoppen ze daarom het liefst diep weg. Het Nederlandse zelfbeeld in relatie tot het kolonialisme laat dit bij uitstek zien: we zagen onszelf vooral als opvoeders van de bevolking in Nederlands-Indië. Als een soort grote broer. Het besef dat dit hand in hand moest gaan met onderdrukking –een bevoogdende houding wordt niet zomaar geaccepteerd– verdween in Nederland naar de achtergrond. Het werd weggestopt.
Het midden
Tegenwoordig geloven we niet meer in die opgedrongen bevoogding. De moral highground van vandaag de dag en het kolonialisme zijn niet te verenigen. Met het erkennen van de oorlogsmisdaden in Rawagede wordt ook het kolonialisme definitief doodverklaard. Zo valt ook te begrijpen waarom een koloniale houwdegen als generaal Spoor de verantwoordelijke bevelhebber van het bloedbad in Rawagede uit ‘overwegingen van opportuniteit’ niet wilde vervolgen.
Mannen als Spoor waren er destijds nog in overvloed, kort na de Tweede Wereldoorlog was het kolonialisme allerminst dood. Zo werd van de Nederlandse admiraal Helfrich gezegd dat hij ‘had never been known to voice a political opinion more subtle or progressive than “Shoot the lot!”’
Maar de progressieve krachten in Nederland waren toen al te groot om de zaak helemaal in de doofpot te laten zitten. De ontkenningsstrategie was daarom voor Nederland geen optie meer. Maar de Nederlandse erkenning van de begane oorlogsmisdaden in Indonesië ging niet van harte. De Excessennota van 1969 inventariseerde de ‘excessen’ die er in Indonesië hadden plaatsgevonden. Het waren excessen, incidenten, en geen structurele gevolgen van de manier waarop we naar onze kolonie keken. Er volgde ook geen diepe verontschuldigingen, laat staan verzoening.
Waar het wringt, is dat er in de Nederlandse gevallen van schulderkenning en excuses nooit sprake is van daadwerkelijk grote consequenties. Kijk naar een andere zwarte bladzijde: Srebrenica. Het NIOD-rapport hierover was vernietigend over de Nederlandse rol tijdens de val van de Bosnische enclave. Het tweede kabinet Kok trok zijn conclusies en trad af. Dat was een gebaar, maar commentatoren wezen er ook op dat het kabinet bijna aan het eind van zijn termijn zat. Want wat is een gebaar waard als er voor de gever geen consequenties aan vastzitten?
Betalen
Hier komen de pecunia het verhaal in. Om aan te tonen dat een ‘sorry’ écht gemeend is gaat het s-woord in veel landen vergezeld van een geldbedrag. Dit is bijvoorbeeld te zien in de aangrijpende maar soms ook wezensvreemde documentaire Dead men talking (2011), over een jonge Chinese journaliste die terdoodveroordeelden interviewt vlak voor hun executie. In de film zien we een vrouw die haar man vermoord heeft. Om haar doodstraf omgezet te krijgen in levenslang gaat haar familie langs bij haar voormalige schoonfamilie, waarna scènes vol huilpartijen en smeekbedes volgen.
De schoonfamilie is nog steeds te erg aangedaan door het verlies van hun zoon, en in de rechtbank zeggen ze ronduit waar ze op uit zijn: de vrouw moet hangen. Het lijkt een onwrikbare situatie, maar is het niet. Als kijker leer je dat de schoonfamilie uiteindelijk hun eisen heeft laten varen. En inderdaad: dat gebeurde pas nadat er geld betaald was. Toch maakt dat de emoties die er in beeld waren niet minder echt.
Maar het is wel een tafereel dat op ons vervreemdend overkomt. Datzelfde gevoel speelt ook bij de Nederlandse weigering om excuses te maken. Het is meer dan een economische kwestie, meer dan de weigering om de portemonnee te trekken omdat we nu eenmaal op de begroting willen letten. Het is de koppeling tussen eergevoel en geld die Nederland niet wil maken. Waarom worden dezelfde woorden wél geaccepteerd als ze vergezeld gaan van een geldbedrag, en verworpen als dat niet het geval is?
It's the economy
In dit licht moeten we ook kijken naar de backpay-kwestie: de lange weigering om aan de betalingsachterstanden aan Indische Nederlanders, die ontstaan waren tijdens de Tweede Wereldoorlog en de bezetting van Nederlands-Indië door Japan, te voldoen. Als ergens de koppeling tussen eergevoel (de erkenning van wat deze Indië-veteranen tijdens de bezetting hadden doorgemaakt) en geld (de uitkering van salaris en pensioen die hier rechtstreeks uit voor zou moeten vloeien) gemaakt kon worden was het hier. Toch gebeurde het niet. Geld en eer, die grootheden zijn in Nederland nooit met elkaar verbonden geweest.
Dat er in de zaak Rawagede nu Nederlandse 'excuses' én herstelbetalingen gaan komen, is daarom met recht een historische doorbraak te noemen. Er speelt van alles mee: de gang naar de rechter heeft er aan bijgedragen, net als de voortdurende publicitaire druk.
Het kan een strikt strategische afweging van het kabinet zijn geweest: we betalen, en dan zijn we er voor eens en altijd van af. Die beslissing had elk kabinet kunnen nemen. Maar het neoliberalisme overheerst meer dan ooit te voren en het economische denken wordt geacht in onze haarvaten te zitten. In dat licht is het waarschijnlijk geen toeval dat uitgerekend deze ministersclub tekent voor deze historische doorbraak. Als je gelooft dat zorg, onderwijs, kunst en wetenschap pure geldkwesties zijn, dan geldt dat ook voor de zwarte pagina’s in de geschiedenisboeken.