Frank Bloem was acht weken lang de Zondagsschrijver. Hij schreef voor hard//hoofd een bijzondere verhalenserie over personen die worstelen met hun lichaam, of met dat van een ander. Acht verhalen die op ingenieuze wijze in elkaar grijpen. Acht verhalen die onder je huid kruipen. Vandaag het laatste deel van de serie: "Memoires van Peter Wintergreen".
Het was nog donker toen de wekker ging.
Zijn dochter had die nacht eng gedroomd en was bij hem in bed gekropen. Gezellig vond hij dat, maar hij had er ook pijn in zijn rug aan overgehouden omdat hij door de beweeglijke zesjarige naar de rand van zijn bed was gemanoeuvreerd.
Het blonde meisje werd gapend wakker, met ogen die nog weerstand boden aan het licht dat hij aan had gedaan.
Wendy Opoponax was zes jaar oud. Ze leerde op school lezen, schrijven en rekenen. In de weekends was ze bij haar vader.
Het was maandag 12 oktober 2235. Het nieuws op de radio meldde vluchtelingenstromen, een demonstratie van het vuilnisbedrijf en de zoveelste bomaanslag op een pleintje ergens ver weg, met ongeveer veertig doden. Het weer zou in de ochtend helder en windstil zijn. De temperatuur mild voor de tijd van het jaar. Later op de dag zou het, door algen in de atmosfeer, mistiger worden. Algen zorgden voor zuurstof. Dat wist Wendy. Met de a en de z. De eerste en de laatste letter van het alfabet.
De percolator maakte een einde aan de stilte in huize Opoponax. Gorgelend spoot de verse koffie tegen het deksel.
Wendy wilde met alle geweld een broek aan, hoewel Opoponax een jurkje veel aardiger vond. Bovendien moest de broek nodig in de was.
Het werd de broek.
Hij smeerde de boterhammen. Zoet en hartig meeneembrood en voor nu zoet. Hagelslag. Voor zichzelf maakte hij een boterham met pindakaas. Ze moesten haast maken. Jas aan, schoenen aan.
‘Waarom fiets je zo hard?’
‘Anders missen we de trein.’
De coupé zat vol met mannen en vrouwen die onderweg waren naar hun werk. Ze gaapten, waren verdiept in een boek of lazen de krant. Er waren geen andere kinderen in de trein. Af en toe maakte een aardige meneer of mevrouw een praatje met Wendy, of ze staken hun tong naar haar uit om haar aan het lachen te maken.
Nadat hij Wendy op school had afgeleverd en een natte kus had gekregen, bracht een pendelbus Walter de stad uit. Ze reden in het ochtenddonker door glooiende heuvels richting de landerijen. Ze passeerden wegversperringen, controleposten en kwamen uit in de midlands: een immense vlakte. Deze akker bestreek het gehele centrale deel van het eiland, dat ooit het Verenigd Koninkrijk was geweest. Lang geleden. Hoge heuvels en rotsen waren geëgaliseerd, waardoor er een aaneengesloten landerij was ontstaan.
In het donker nog stopte het busje voor de loods. Een gigantisch gebouw, dat het enige bouwwerk was in de wijde omtrek. Het busje reed de loods binnen. Een zware roldeur viel achter ze dicht. Ze moesten even wachten tot de lucht was ververst, toen konden ze uitstappen.
Zijn collega's hadden de combines al klaargemaakt. De lading werd in afgesloten containers aangevoerd. Deze enorme kisten pasten luchtdicht op een slot op de combine. Op die manier bleef het werken aangenaam. Ook de cabine van het landbouwwerktuig had een eigen luchtcirculatie en kwam niet in aanraking met de buitenlucht.
Hij werd joviaal begroet door zijn collega-machinisten. Door de enorme hal schalden luid de laatste hits en zijn vaste assistent had al koffie voor hem klaargezet naast zijn lunchkoffer en thermosfles. Walter nam plaats in de cabine, zette zijn gehoorbeschermers op, zette zijn geluidsinstallatie aan, startte de motor en wachtte op het signaal.
Op het platform van de loods schalde de sirene. Oranje zwaailichten gaven aan dat de mensen die zich op het platform bevonden naar afgesloten ruimtes moesten gaan. Met donderend geraas schoof de enorme deur van de loods open. Zwarte vogels fladderden op, de schijnwerpers gingen aan en één voor één reden de machtige landbouwwerktuigen de loods uit.
Onder begeleiding van een daverende drieklank, Johann Strauss, kwam zijn mensensnipperaar tot leven. Hij sloot aan in de lange rij die de gigantische loods verliet.
Ze raasden over de landerijen, terwijl ze de pap van versnipperde lichamen uitspuwden over de zwarte akkers. De enorme combines werden gevolgd door een wolk gieren die zich tegoed deden aan de meststoffen.
De walsmuziek hield ze op afstand.
Daar kunnen ze niet tegen.
Op hetzelfde moment leerde Wendy de letter P schrijven. De P van Poes en Percolator.
Beeld: Lisa-Marie van Barneveld
Terwijl Peter Wintergreen werd versnipperd en in het roodroze schijnsel van de opkomende zon door de lucht vloog, werd onder zijn matras op zijn voormalige kamer een bundeltje papier gevonden.
Het waren kleine vellen, ter grootte van een vel wc-papier. De man die Peters kamer ontruimde had instructies gekregen om alle ongebruikelijke spullen die hij tegenkwam in een rood krat te doen.
Het rode krat kwam terecht op het bureau van de chef van resort "The Great Retreat". Hij bekeek de inhoud van het krat, de velletjes papier grepen zijn aandacht. Hij viste het beduimelde pakketje op uit het krat, snuffelde er even aan en maakte het touwtje los dat de vellen bij elkaar hield.
De velletjes waren allemaal voorzien van een patroon van stippen. Eerst dacht hij dat ze een geheim verborgen, dat hij de stippen moest verbinden om ergens achter te komen, dat hij een code kon ontcijferen. Maar velletje na velletje bleek gevuld met hetzelfde stippenpatroon. Hij bladerde het door. Steeds dezelfde stippen, er leek geen eind aan te komen.
Hij greep het pakje papier steviger vast zodat hij het sneller kon doorbladeren. Door het snelle bladeren versmolten de stippen tot een geheel. Het leek een sterrenhemel, in negatief. Tegen het eind van de stapel begon één van de stipjes zich los te maken uit het geheel. Het werd groter, kwam dichterbij. Terwijl de koele lucht van het bladeren in zijn gezicht blies, werd het stipje groter en groter. Er groeide een staart uit en vier pootjes.
Het stipje dat eerst nog een ster leek, was een poesje geworden dat stapje voor stapje dichterbij kwam.
De chef deed het touwtje weer om de stapel papiertjes. Memoires van Peter Wintergreen stond op het bovenste blaadje.
Hij schoof de la van zijn bureau open, legde het bundeltje erin en sloot die weer.
Echt iets om te bewaren, dacht hij.
Voor later.
--
Frank Bloem (1978) is beeldend kunstenaar, bedenkt corporate identities, is internetradiopionier en schrijft. Hij studeerde Beeldende Kunst aan de Gerrit Rietveldacademie en was Artist in Residence bij Het Vijfde Seizoen, AiR! en Badgast.
Lisa-Marie van Barneveld is editorial illustrator. Ze houdt van korte deadlines en moeilijke onderwerpen. Haar geheime superkracht is meer verf op haar handen/kleren/tafel/kat krijgen dan op het papier.