Roelof ten Napel is acht weken lang de Zondagsschrijver. In deze periode verkent hij voor Hard//hoofd de betekenis van verlangen, in acht fictieve essays. Vandaag deel zeven, over rouw.
Ik dacht laatst (weer) aan rouw. Ik beeldde het me in als omgekeerd verlangen: niet iets dat je voor je ziet, maar iets dat je inmiddels niet meer voor je ziet, dat je niet na wilt jagen maar waarvan je zou willen dat het terugkwam, als zichzelf. Je kunt niet ophouden met malen, maar beseft dat je met elke herhaalde herinnering dat wat je verloor alleen maar verder weg brengt.
Niet dat je dat voorkomen kunt – tijd gaat door – maar het gevoel dat je daar actief aan deelneemt, het doorgaan, dat kan je dwars gaan zitten. Roland Barthes schrijft in de aantekeningen die hij maakt direct na het sterven van zijn moeder dat het hem met name zwaar valt dat het hem lukt om door te leven – het besef dat zijn moeder, dus, niet alles voor hem is. Dat er leven is naast haar. Na haar.
Ook schrijft hij dat de verlangens die hij had, voor ze stierf, niet meer vervuld kunnen worden, omdat dat zou betekenen dat haar dood de vervulling toestaat. Als een soort risico: als nu een verlangen nog vervuld zou worden, kan dat ook komen door haar dood, kan het zijn dat hij, met terugwerkende kracht, haar sterven verlangde. Maar dat nooit – hij moet dus wachten op nieuwe verlangens, schrijft hij.
Een paar dagen later typeert hij zijn rouw als rouw om de liefdevolle relatie, rouw die plaatsvindt in de woorden die in hem opkomen, woorden van liefde. Hij zet het af tegen een rouwen door het ‘organiseren van een leven’, zoals het verzamelen van spullen – van foto’s, ansichtkaarten, een rouwen dat alles verzamelt en samenbrengt in een boek, een voorwerp.
Dat andere – dat rouwen door spullen – zien we misschien juist bij Anne Carson, die na de dood van haar broer (die ze al jaren niet had gezien of gesproken) NOX maakte – een soort elegie in de vorm van een collage (eigen teksten, een brief van hem, foto’s, tekeningen). In het begin ervan zegt ze dat ze haar elegie wilde vullen met ‘light of all kinds’, maar dat de dood haar ‘gierig’ maakt: ‘There is nothing more to be expended on that, we think, he’s dead. Love cannot alter it. Words cannot add to it.’
Het zet haar aan tot het denken over geschiedenis, ze vertelt dat het Engelse woord, ‘history’, afstamt van een Grieks woord voor vragen (ἱστορία, historia). Iemand die naar de dingen vraagt is een historicus. ‘But the asking is not idle’, schrijft Carson. ‘It is when you are asking about something that you realize you yourself have survived it, and so you must carry it, or fashion it into a thing that carries itself.’
Er een ‘ding’ van maken, het dragen – het op die manier organiseren van een leven, op die manier rouwen.
Beeld: Paul Cézanne, La Madeleine
Ik vroeg me tijdens het lezen over die houdingen even af welke ik tegenover Wolff aangenomen heb, en besefte pas op de helft van die gedachte dat hij helemaal niet overleden is.
Rouwen en verlangen kunnen wel op elkaar lijken. Het verschil is alleen dat Wolff nog ergens is.
Vandaar dat ik dacht dat het wel op elkaar kan lijken, rouwen en verlangen – want het voelt wel alsof die passages betrekking op me hebben – op hoe het voelt. Het verschil is alleen dat Wolff nog ergens is.
Kan die tweedeling – rouw als het herinneren van karakteristieke woorden en zinnen, rouw als het samenstellen van een object dat je dragen kunt – me dan iets leren over verlangen?
(Als het binnenstebuiten keren van de hele redenering.)
Volgens mij kan ik ze nog bondiger maken, de twee houdingen. Barthes ervaart een herinnering en dus een gemis aan een bepaalde, dagelijkse intimiteit. Carson wil haar rouwen vormgeven, wil een monument oprichten.
Hoe zit dat met verlangen?
Verlangen naar een intimiteit, naar de nabijheid van wat je op afstand ziet – misschien is dat al hoe ik over verlangen dacht. Dat uitstellende van het najagen, waarbij je najaagt dat iets wat altijd op afstand zal blijven dichtbij is.
Maar verlangen als een vormgeven? Het verlangen gebruiken om er iets anders mee te doen. Wat je verlangt ga je niet vervullen (‘Love cannot alter it. Words cannot add to it’). Maar misschien kun je ook van datgene waarnaar je verlangt een object maken dat te dragen is, of dat zichzelf draagt.
Een voorwerp – toepasselijk misschien, omdat het wat je verlangt ook vervangt, iets anders is dat wel dichtbij kan zijn omdat het iets anders is. Iets dat je ervoor werpt. Misschien kan het genoeg zijn – iets vast te houden wat nooit het verlangen zelf was, maar altijd blijft herinneren aan het verlies van wat je verlangde. Een verlies dus van iets dat je nooit werkelijk hebt gehad. Daarom het voorwerp. Bijvoorbeeld een datum, misschien. Om een gebeurtenis mee te nemen – iets wat je niet had maar wat je overkwam, wat al voorbij was voor je het voor de eerste keer terug kon willen.