Sara van Gennip is de Zondagsschrijver. Zeven weken lang ziet Hard//hoofd zich iedere zondag gezegend met een kort verhaal van haar hand. Over geloof, en het gebrek daaraan. Vandaag deel vier: Dank.
Het is een zaterdag, de zon schijnt en de dag begint pas echt als Simone ziet dat een volle fles shampoo zichzelf heeft uitgeknepen in haar tas. Boven haar agenda, twee notitieboekjes, een roman met een roodborstje op de cover, make-up, appel, lievelingstrui en waterfles. Een uur later springt ze net op tijd de trein in om daar een tafeltje open te klappen om haar ontbijt op uit te stallen om er vervolgens een geplette frikandel tussenuit te zien rollen, die op haar nieuwe jurk terechtkomt en een vettige mayonaisevlek achterlaat. Zo’n dag.
Na de trein stapt ze in een bus. Daarna loopt ze in een kwartier naar de begraafplaats. Ze is er lang niet geweest.
Een oude vrouw loopt gekromd over het grindpad, een zware gieter in haar hand. Even overweegt ze de vrouw te helpen maar ze heeft te weinig zin om het daadwerkelijk te doen. Ze blijft staan en kijkt hoe de vrouw voortstrompelt op haar zwarte klompjes. Aan het einde van het pad zet ze de gieter neer bij een overdadig versierd graf. Simone kan nog net de lantaarntjes zien die boven de grafsteen hangen en de plastic vlinder die uit de grond steekt. Uit een tas haalt de vrouw een rubberen matje dat ze laat vallen op de grond. Voorzichtig, hand voor hand, knie voor knie, positioneert ze zich op het matje en begint wat plantjes te fatsoeneren met een kleine gele schep.
Simone staart naar het tafereel zonder er echt iets van te vinden. Dan loopt ze door, naar het graf waar ze al lang had moeten zijn.
Op de liggende marmeren steen groeit een donzig laagje mos. Het ziet er zacht en aaibaar uit, als een vachtje. Simone wrijft erover met de punt van haar schoen. Kijkt dan even om zich heen, alsof ze iets doet wat niet mag. Ze wrijft iets harder, tot de eerste letter van de gegraveerde naam weer zichtbaar is. Daarna veegt ze haar zool af in het omliggende gras. Ze schraapt haar keel. ‘Sorry’. Het was niet het woord dat ze wilde zeggen. Ze probeert het opnieuw. ‘Sorry.’ Ze schudt haar hoofd. Simone zegt niet vaak sorry, daar het geen enkel nut dient: iets dat stuk is praat je nooit meer heel. Sorry is een waardeloos woord, met als enig doel een eigen gevoel van schuld weg te nemen. Sorry is een egoïstisch woord. ‘Sorry’ zegt ze opnieuw tegen de steen in de zon.
Ze houdt haar handen onder het kraantje en laat er wat water in lopen. Eerst drinkt ze, kleine slokjes, dan plenst ze de rest in haar gezicht. Ze vult een van de gieters met water, pakt een harde bezem, en loopt ermee terug richting graf. De gieter is zwaar. Af en toe zet ze hem neer, wisselt bezem en gieter van hand, houdt haar doel in zicht. Soms raakt ze het groene plastic met haar knie waardoor water over de rand klotst. Bij het graf tilt ze de gieter hoog boven haar hoofd en kiept hem iets naar voren. De inhoud plenst krachtig op de steen en het water spat alle kanten op. Donkere vlekken op haar jurk, natte tenen in haar gympen. Ze pakt de bezem en zet een van haar voeten opnieuw op de steen. Ze borstelt, schrobt, wrijft, duwt en trekt tot letter na letter de volledige naam verschijnt. Het mos plakt in plukjes aan elkaar, rolt zich op tot bolletjes beest. De zwarte steen glanst haar nu tegemoet, alsof hij gisteren is neergelegd. Ze legt de bezem neer, plaatst de gieter ernaast. Strijkt dan haar jurk glad, sluit haar handen en haar ogen en denkt even na. Egeltjes. Daar deden de bolletjes mos haar aan denken. Egeltjes, angstig opgerold, hun stekels paraat.
‘Dankjewel’. Ze zegt het voor ze kijkt. Opnieuw, met open ogen nu: ‘dankjewel.’ En opnieuw. ‘Dankjewel.’ Opnieuw. ‘Dankjewel. Voor het luisteren als ik zweeg, voor de stamppot als ik vergat te koken, voor de bank als ik mijn bed niet in durfde, voor het lachen zonder reden, voor het plannen van een dagje dierentuin zodat ik eindelijk de hamerhaai kon zien, voor het aaien van mijn rug als ik even niets meer wist, voor het niet wegkijken als ik heel lang en heel lelijk huilde, voor het er zijn. Dankjewel.’ Simone staart naar de vlek van de frikandel op haar jurk. ‘En sorry. ’
Als ze terugloopt richting de ingang zit de oude vrouw nog steeds op haar knieën naast het graf. Een kindergraf, ziet ze nu. Talloze plantjes, bloempjes, kaboutertjes en een kleine metalen regenboog. Daarboven de vlinder, zachtjes draaiend alsof ze vliegt. Even blijft Simone staan. ‘Mooi’, zegt ze. De oude vrouw kijkt niet op maar trekt wat sliertjes onkruid weg. ‘Dankjewel.’
Sara van Gennip schrijft verhalen waarin mensen discussiëren, liefhebben en geloven tegen beter weten in. Ze studeerde in 2012 af aan de (drama)schrijfopleiding van de HKU en schreef sindsdien o.a. theater voor Oerol, Over het IJ, Festival Boulevard en het Kameroperahuis, en korte verhalen voor ShortReads. Ze won diverse prijzen voor haar werk.
Lune van der Meulen is illustrator, schilder en schrijver. In haar werk staat de mens en zijn onvermogen vaak centraal. Ze weet eigenlijk nog niet precies wat ze wil, dus doet ze maar zoveel mogelijk van alles.