Sara van Gennip is de Zondagsschrijver. Zeven weken lang ziet Hard//hoofd zich iedere zondag gezegend met een kort verhaal van haar hand. Over geloof, en het gebrek daaraan. Vandaag deel twee: Doop.
In een rij staan twaalf jongens op de kade, hun ruggen richting zee. Thomas is de eerste die zich achterover laat vallen, zijn armen stijf tegen zijn benen. Na de eerste plons laat ook Maurits zich vallen, gevolgd door Felix, Maarten, Ton, Tom, Ollie, Justus en Leander. De tweeling Bram en Boras twijfelt even, pakt dan elkaars handen vast en telt af van 3-2-1. Ze sluiten hun ogen en vallen synchroon van de kademuur. Twee lijven, één plons. De laatste en de jongste, Vita, blijft staan. Zijn ouders knikken hem bemoedigend toe. Een buurman wrijft zijn handen warm. Als hij uitademt ontstaan er wolkjes die langzaam verdwijnen in flarden mist. Vita kijkt ernaar. Dan draait hij zich om en kijkt naar de zee. Het water golft rustig, ergens schreeuwt een meeuw. Beneden zich ziet hij een bootje met de negen natte jongens. Boras klimt net aan boord en trekt zijn broer omhoog. De jongens slaan elkaar op de schouders. De schipper schenkt iets uit een thermosfles in kartonnen bekers en deelt ze uit. Nog meer wolkjes die opgaan in de mist. Vita kijkt naar hen, naar de opkomende zon en de zee, en draait zich resoluut om. Hij zuigt lucht zijn longen in, slaat zijn armen tegen zijn benen en geeft zijn lijf over aan de zwaartekracht. Zijn hoofd, topzwaar, kantelt en de rest volgt vanzelf. Zijn tenen verliezen grip, onder wordt boven, dan raakt zijn kruin de zee.
Het water sluit zich boven zijn voeten en hij lijkt dieper te vallen dan hij vallen kan. Zijn rug raakt grond, zijn hoofd een steen. Vormen vervagen, het donker grijpt zijn zicht. De paarse trui bolt op, ontbloot zijn buik. Misschien denkt hij aan dingen die er nu niet meer toe doen. Zijn ouders, de cijfers op school, het meisje in de steeg, het hondje dat hij kreeg op zijn negende verjaardag, het bitter van zijn eerste biertje op het dorpsplein, het rennen, het nachtenlang lezen in een tent van dekens, het rennen, de vakanties in Zweden, het rennen, de kilometers avontuur. Misschien denkt hij niets, voelt hij alleen hoe het water langs zijn wangen glijdt. Dan is er plots dat licht. Zo fel dat hij zijn ogen sluit. Een zucht, belletjes lucht ontsnappen uit zijn longen, werken zich een weg omhoog. Voor het eerst ziet hij zichzelf. Van een afstandje kijkt hij naar zijn pluishaar, de uitstekende ribben, het litteken op zijn kin, de rimpels bij zijn ellebogen, zijn vingers met de afgekloven nagels, de losgeraakte veters van zijn felgekleurde Nikes. Het enige dat hij nog hoort is de beat van zijn eigen hart. Dan graaien vier armen zich een weg tot handen zijn schouders omsluiten. Iemand trekt hem omhoog, richting de lucht. Wanneer hij ligt op te drogen op een bankje op de boot en eindelijk ademhaalt, is niets ooit nog zoals het was. De zon, de zee, het zout op zijn huid.
Ooit was het begonnen. Niemand wist wanneer en waarom maar er waren geruchten. Over de dochter van de huisarts op de hoek, lang geleden. Hoe zij onsterfelijkheid beloofde aan elke jongen die, zonder te rusten aan de overkant, heen en weer zwom in de nacht. Een ander zei dat het ritueel ontstaan was na de watersnood, als een herinnering aan dat niets ooit blijven zou. Weer een ander verkondigde dat het niets van doen had met heldenmoed of natuurgeweld. Het zou simpelweg een proef geweest zijn, om de oorspronkelijken te onderscheiden van de nieuwen.
Hoe dan ook: na het vallen kwam het feest. De twaalf jongens lieten elkaar schreeuwend hun cadeaus zien: een nieuwe spelcomputer, een horloge dat van een opa was geweest, een stedentrip naar de overkant van de zee. Die avond danste Vita zoals hij nog nooit gedanst had. Zoals hij nog nooit had durven dansen.
Sara van Gennip schrijft verhalen waarin mensen discussiëren, liefhebben en geloven tegen beter weten in. Ze studeerde in 2012 af aan de (drama)schrijfopleiding van de HKU en schreef sindsdien o.a. theater voor Oerol, Over het IJ, Festival Boulevard en het Kameroperahuis, en korte verhalen voor ShortReads. Ze won diverse prijzen voor haar werk.
Lune van der Meulen is illustrator, schilder en schrijver. In haar werk staat de mens en zijn onvermogen vaak centraal. Ze weet eigenlijk nog niet precies wat ze wil, dus doet ze maar zoveel mogelijk van alles.