Frank Bloem is acht weken lang de Zondagsschrijver. Hij schrijft voor hard//hoofd een bijzondere verhalenserie over personen die worstelen met hun lichaam, of met dat van een ander. Acht verhalen die op ingenieuze wijze in elkaar grijpen. Acht verhalen die onder je huid kruipen. Vandaag deel II: "De Slag bij Lange Paal".
De slaapzak plakte aan het lichaam van Bart Diepersloot. Zijn vader had hem voor het eerst die week niet vroeg gewekt. Bart sliep in een klein groen lichtgewicht tunneltentje. De zon was boven de dennen uitgekomen en brandde nu op zijn tentdoek. Toen hij eruit kroop, met een stram lichaam, was hun tentplaats verlaten. “Kampement” bleef zijn vader het consequent noemen. Het was de dag van Lange Paal. Hij hoopte dat het niet zo erg zou worden als hij verwachtte. Zijn vader was alvast aan het warmlopen.
Na vele verzoeken van zijn vader om samen op vakantie te gaan had Bart eindelijk toegegeven en ja moeten zeggen op het minst dreigende voorstel. Tot dan had zijn vader voorgesteld om te gaan abseilen in de Ardennen, fietsen in Zwitserland of andere halsbrekende toeren uit te gaan halen in een ver land, waarbij Bart van tevoren wist hoe het zou gaan: zijn vader zou overal een wedstrijd van maken en al die wedstrijden zou hij winnen. Aan het eind van de vakantie zou blijken dat het lichaam van de marineman Diepersloot nog steeds op kon tegen het jonge lichaam van zijn zoon.
Op den duur waren de wensen van zijn vader zodanig teruggeschroefd dat hij uiteindelijk had voorgesteld om samen te gaan kamperen op Vlieland. Op dit verzoek had Bart geen nee kunnen zeggen.
‘Wiergevecht op de Lange Paal’ had er in viltstiftletters op het in het washok opgeprikte papier gestaan, met een tekening erbij van een horizontale balk op palen.
De bedoeling was dat de deelnemers middels met zeewier gevulde kussenslopen, zittend op een met zeep ingesmeerde paal, elkaar te lijf gingen. Deze activiteit zou plaatsvinden op het drooggevallen wad langs de weg bij het kampeerterrein. Men moest de tegenstander van de paal slaan. De afvaller zou jammerlijk in het wad terechtkomen en besmeurd met rottende blubber aan wal kruipen. De persoon die de meeste deelnemers van de paal sloeg, won een uit berkenstam gesneden trofee.
De oud-marineman had een gat in de lucht gesprongen. Geen enkele vakantie met zijn zoon was hem tot nu gegund geweest; geen enkele keer had hij kunnen laten zien waartoe hij nog in staat was op zijn oude dag. Hij wilde dat zijn zoon hem meemaakte in de kracht van zijn leven en dat hij herinnerd zou worden als een sterk en heldhaftig mens. Maar hoe hij ook probeerde, zijn zoon had vooral aandacht voor cijfers. Zijn studie meetkunde was weliswaar respectabel – de universiteit was niet links dus dat had erger gekund – maar de fantasieën die hij zijn leven lang had gehad over hoe hij met zijn zoon eropuit zou trekken, die waren nooit verwezenlijkt. Hier was een kans om deze wens eindelijk in vervulling te laten gaan.
In de dagen erna vulde de lijst met deelnemers zich. Zijn eigen naam en die van zijn zoon hadden bovenaan de lijst geprijkt: hij had ze als eerste opgegeven, maar na twee dagen bleek de naam van zijn zoon (tweede op de lijst) te zijn doorgekrast. Bart had zich van de lijst verwijderd en weigerde vervolgens halsstarrig om mee te doen.
Omdat Bart laat was opgestaan waren alle douches in de doucheruimte onbezet. Hij hing zijn korte broek aan het haakje en daaroverheen zijn onderbroek. Het hemd hing hij aan het haakje ernaast. Hij haalde de zeep en zijn scheermesje uit de toilettas, die op het bankje stond. Bloot en met slippers aan betrad hij het douche-deel van het kleine hokje. Het duurde even voor het water warm werd. Om water te besparen waren de douches uitgerust met een drukknop die beperkte tijd water uit de douche deed komen. Als het stopte moest je weer drukken en kwam er weer een nieuwe portie water tevoorschijn.
Een somber voorgevoel bleef als ruwe olie aan hem kleven. Het spoelde niet van hem af, liet hem niet los. Hij wist ongeveer wat zou gaan komen en dat zou slecht te verdragen zijn. Gelukkig was overmorgen de vakantie voorbij en restte hem na vandaag niets meer dan het militair opbreken van het “kampement”. Hij bleef er lang onder staan. Veel langer dan gebruikelijk was op het natuurminnende kampeerterrein.
De zon viel schuin over het veld en in een hard strijklicht zag hij zijn vader het veld op komen rennen in zijn hardloopkleren. Hij liep met de borstkas vooruit het veld over, minderde vaart en deed midden op het veld nog wat rek- en strekoefeningen. Hij groette een voorbijganger door zijn gestrekte hand tegen zijn slaap te ketsen. Bart keek inmiddels niet meer op van dit gebruik.
‘Zo jongen, het ziet er niet zo best uit voor vanmiddag. Het weer gaat betrekken. Nu zie je er nog niks van, maar achter het bos komt een schip zure appelen opzetten.’
Bart rook de zweetlucht van zijn vader toen die in het kleine stoeltje naast hem neerplofte. Het was een opdringerige lucht. Ze zwegen verder. De marineman schonk zichzelf koffie in uit de thermosfles en verzonk in gepeins.
Beeld: Lisa-Marie van Barneveld
Het gevecht werd aangekondigd door een oude scheepsbel die over het hele kampeerterrein klonk. Uit alle tenten kwamen de kampeerders tevoorschijn. Sommigen met een stoeltje in de hand, anderen in badkleding en met een handdoek omgeslagen. De afzonderlijke kampeerders vormden zich tot een optocht, die over het brede schelpenpad naar het wad liep. Er ging een opgewekt geroezemoes rond. De marinier liep opgewonden mee in de voorhoede, druk gesticulerend en voorspellend wie er allemaal uit zouden vliegen. Bart was meegesleurd door zijn verwekker, maar was gaandeweg meer achterop geraakt en zou het liefst rechtsomkeert maken. Helaas was het daar te laat voor.
Vijfentwintig meter uit de kust was de horizontale paal bevestigd. Op het waddendijkje stond de organisator van het evenement klaar met een verkleurde oranje pylon als roeptoeter. Op de paal zaten twee figuren met elk een kussen in de hand. Zij hoorden bij het organiserend comité. De stoet nestelde zich langs het waddendijkje, de participanten werden opgesteld in een lange rij en de lucht was inmiddels basalt grijs geworden, neigend naar paars. Er kwam geen onweer, maar de atmosfeer was warm en drukkend.
Bart ging gehurkt op de dijk zitten en zag hoe zijn vader, die zesde in de rij was geworden, wat oefeningen deed. Zijn handen recht vooruit houdend hurkte hij en kwam daarna weer omhoog. Daarna groette hij joviaal en schalks een clubje vrouwen dat langs de kant hun mannen stond aan te moedigen. Op hun beurt maakten de dames een wave voor de vijftiger in badkleding.
Na de uitleg, die door de toeter werd geroepen, begon het spektakel met een instructie door de op de paal klaarzittende heren. Bart rook even aan zijn knie en hoopte dat het allemaal niet te lang zou duren. Wie de ander van de paal sloeg met zijn met zeewier opgevulde kussensloop mocht blijven zitten en kreeg de volgende uit de rij tegenover zich. Wie uiteindelijk de meeste mensen van de paal had geslagen was winnaar. Het oneerlijke aspect van deze opzet leek niemand te deren. Ook de achtersten in de rij niet.
De eerste druipende mannen die terugkeerden op de wal namen een ondraaglijke stank met zich mee. Nadat de eerste vier waren afgevallen en er nog één fier op de paal zat werd de naam van de marinier geroepen. Een ongekende kracht zwol op in de borstkas van de overste en met forse stappen schreed hij door het wad. Dat hij diep wegzakte maakte hem niks uit, als hij maar niet viel, dan was het goed. Hij voelde de ogen van de vrouwen aan de kant in zijn gespierde rug priemen. Hij maakte heel wat los, dat voelde hij. Met een doelgerichte sprong hief hij zichzelf tot buikhoogte op de paal. Daarna wierp hij in één krachtsinspanning zijn been erover, waardoor hij zich zonder hulp op het rondhout wist te bewegen. Hij tuurde even naar de wal waar zijn zoon zat.
Zijn tegenstander had al vier personen van de paal geslagen en begon er schik in te krijgen. Als hij dacht dat hij Diepersloot van de paal af kreeg, dan vergiste hij zich. De spierbundels spanden aan. Diepersloot keek recht in het gezicht van zijn medekampeerder. De vijand. Zijn blik drong dwars door die lobbige zelfingenomen oogkassen en probeerde de hersens te grijpen. Een woede borrelde op, het bloed kookte.
De fluit klonk, zijn tegenstander sloeg, maar Diepersloot wist het kussen te ontwijken. Toen haalde hij uit. In één keer balde alle kracht in hem samen en sloeg hij met een enorme klap zijn tegenstander van de paal. Het kraakte. Hij dacht aan zijn zoon, hoe trots die zou zijn. Een gejuich steeg op van de kant. Of, was het gejuich? Het was een schreeuwen.
Hij sloot zijn ogen, voelde een erectie opzwellen in zijn zwembroek en hief zijn armen in de lucht. Het schreeuwen werd gillen. Toen hij zijn ogen open deed zag hij hoe de menigte die net nog op de kant had gezeten zich had opgesplitst. Verschillende mensen waren naar hem toe aan het waden. Anderen stonden met hun handen voor hun ogen, voor hun mond, voor de ogen van hun kinderen.
De vijand lag een eindje verderop. Het lichaam was nog zichtbaar, het hoofd was verborgen in de blubber. Het lag er roerloos bij.
Hij zocht het dijkje af, waar nu zo'n tumult was ontstaan. Hij had zijn armen laten zakken, hield nog één hand boven zijn ogen om beter te zien, maar zijn zoon zag hij niet.
--
Frank Bloem (1978) is beeldend kunstenaar, bedenkt corporate identities, is internetradiopionier en schrijft. Hij studeerde Beeldende Kunst aan de Gerrit Rietveldacademie en was Artist in Residence bij Het Vijfde Seizoen, AiR! en Badgast.
Lisa-Marie van Barneveld is editorial illustrator. Ze houdt van korte deadlines en moeilijke onderwerpen. Haar geheime superkracht is meer verf op haar handen/kleren/tafel/kat krijgen dan op het papier.