Gilles slaapt niet meer. Gelukkig is hij huisvrouw, en schrijver. Iedere zondagochtend heeft hij op hard//hoofd een moment voor zichzelf. Zondagsrust: het (niet zo jonge) vaderschap van Gilles van der Loo, van onderen belicht.
Het was de eerste chrèchedag van Nadim. Terwijl ik zijn geregenlaarsde pootjes in de voetsteunen van zijn fietsstoeltje gespte, dacht ik aan mijn eigen eerste chrèchedag. Gemarmerd Linoleum, faux-houten stoeltjes met grijsstalen poten en een multiplex kast met stapels gekleurd papier. De kinderen in mijn klasje, de stof van hun broeken en jurkjes. Pietertje, wiens gulp altijd openstond en die een onwaarschijnlijk zware ziekenfondsbril op een heel klein besproet neusje hooghield.
Nadim wriemelde in zijn stoeltje. Ik drukte hem met zijn rug tegen de leuning en klikte het veiligheidsriempje op zijn plek. We fietsten over de Lindengracht en zoals zo vaak dacht ik wat een mazzelpik mijn zoon toch was. Zelf had ik Breda-Noord als kennismaking met de wereld moeten velen.
Bij de crèche parkeerde ik mijn fiets tegen een paaltje. Terwijl we naar binnen liepen en het primairekleurenbombardement begon, herinnerde ik me hoe ik op mijn eerste dag als een te slachten varken gekrijst had. Ik had me overal aan vastgegrepen om maar niet van mijn moeder gescheiden te worden.
Ik deed Nadim zijn gele regenjasje uit en hing het aan een haakje. nAdiM, stond erboven, in van die doordrukletters. In de ruimte van groep A plantte ik mijn zoon tussen de andere kruipers en jengelaars. Daarna hield ik mijn hart vast, opdat ik niet opeens heel lege handen zou hebben. Met ingehouden adem telde ik tot drie.
Hij ging niet janken.
Nadim kroop op een jongetje af en legde een arm over zijn schouders. Het jongetje viel om. De juf zei tegen me dat ik het beste nu kon gaan.
Op de gang keek ik nog even naar het gele jasje met Nadims naam erboven. Het daglicht dat binnenviel was anders dan ik me van mijn eigen jeugd herinnerde. Minder warm. Minder gelig. Minder…
“There is no spoon”, mompelde ik.
Beeld: Joost de Haas
In de film the Matrix*, daagt bij protagonist Neo (Keanu Reeves) geleidelijk het besef dat hij in een geconstrueerde wereld leeft, een uitgebreide en overtuigende computeranimatie. Hij, de man zonder achternaam (wat hem toch aan het denken had moeten zetten), blijkt een van de weinigen die de kale rasters kan zien waaraan de wereld is opgehangen. Dit besef verdiept zich tot het moment waarop een kleine jongen Neo uitlegt hoe hij lepels kan buigen met zijn geest. De jongen geeft onze held zo’n lepel en zegt: “Do not try and bend the spoon. That’s impossible. Instead only try to realise the truth: there is no spoon.”
De kleuren van mijn kinderjaren leken zoveel geler, verzadigder en warmer, omdat het de kleuren van verschoten jarenzeventigfoto’s waren. Ik had een jeugd geconstrueerd uit mijn moeders fotoboeken.
Wanneer was ik daarmee opgehouden?
Op welke leeftijd werden mijn herinneringen écht?
Hád ik wel echte herinneringen?
En hoe moest dat met Nadim gaan? Hij zou door de alomtegenwoordigheid van videotelefoons en door de beeldkwaliteit van nu, opgroeien met herinneringen die voor een nog groter deel geconstrueerd waren, en waarvan de constructie niet van echt te onderscheiden zou zijn.
* Andy & Larry (inmiddels Lana) Wachowsky, 1999.