Gilles slaapt niet meer. Gelukkig is hij huisvrouw, en schrijver. Iedere zondagochtend heeft hij op hard//hoofd een moment voor zichzelf. Zondagsrust: het (niet zo jonge) vaderschap van Gilles van der Loo, van onderen belicht.
Het was druk op de wijnproeverij. Te midden van onze horecakennissen stonden Birre en ik keihard te savoureren. Gérants en chefs trokken hun inmiddels grijzende wenkbrauwen op bij lekkere wijn, of keken zuur bij vieze. Ik dacht aan mijn stuitend vroeg overleden beste vriend Gijs, die hier zo thuisgehoord had.
In ’95 ging ik voor het eerst met Gijs mee naar de proeverij, en wat ik me daar vooral van herinner is de verschrikkelijke angst. Aangezien voor alle andere bezoekers overduidelijk moest zijn dat ik niet op wijnproeverijen thuishoorde, kon het niet lang duren voor een van die beblazerde mannen me zou wijzen waar de uitgang was. Maar niemand stuurde me weg. De angst werd elk jaar minder.
Beeld: Joost de Haas
Opeens was het nu. Birre en ik - zoon Nadim ombeurten torsend - waren bij de Rhônewijnen aangeland toen het meisje met de rode jurk verscheen. Ze had die box fresh shine; was mooi zoals alleen meisjes van twintig kunnen zijn.
Haar hakken waren te hoog. De rode jurk was duidelijk haar mooiste, al was het geen heel dure, of zelfs maar nieuwe jurk. Pluisbolletjes begroeiden de stof ter hoogte van haar borsten als netgetrimde buxusbosjes op het heuvelland van Mars.
Met een leeg glas in haar hand aarzelde het meisje achter een kluitje vijftigers dat zich had vastgezogen aan de proeftafel. Ze lachte naar me, en nu zag ik dat ze eigenlijk een bril moest dragen, maar die vandaag thuisgelaten had. Birre porde me in mijn ribben. “Schenk jij de volgende witte eens voor ons in.”
Op de terugweg met twee bodempjes wijn liep ik bijna het meisje omver.
“Sorry,” zei ze.
“Welnee,” zei ik, en wees op haar glas. “Kom je er een beetje uit?”
Ze lachte, schudde haar hoofd en hield het scheef. “Nee.”
Hierop moest ik me over haar ontfermen. Zo zijn de regels. Ik mocht al een jaar of acht voor huisvrouw spelen, maar zo heel veel kon er niet veranderd zijn.
“De Rioja is lekker,” zei ik en wilde door, omdat ik al best lang stilstond bij een mooie jonge vrouw in een lange rode jurk. Het meisje hield me tegen, en leek opeens niet zo onzeker meer. Ze zei: “Werkte jij vroeger in Panini?”
In die tijd kon ze niet ouder dan twaalf geweest zijn. “Hoezo?”
“Ik ook.”
“Nu, bedoel je?”
Ze knikte, en opeens wist ik: dit was de nieuwe Rosa.
Toen ik in Panini werkte, was Rosa het mooiste meisje van de zaak; had zij de hoge hakken aan. Na sluitingstijd op warme zomeravonden, als het personeel zelf de stad in ging, droeg Rosa het rode jurkje en was zij het, die glom alsof ze net uit haar verpakking kwam.
Ik deed de eigenaars gemompelde groeten en vluchtte terug naar Birre, die twee broodjes met varken en mierikswortel had gekregen van een baardige gozer achter een kraam. Met een punt van mijn pistolet wees ik in de richting van de rode jurk.
“Dat meisje…” zei ik.
“Wat is er met dat meisje?”
Ik nam een hap, kauwde. Slikte. “De nieuwe Rosa.”
Omdat Birre heel wijs is en me zo goed kent, knikte ze alleen. Daarna drukte ze Nadim in mijn armen om in de rij te gaan staan voor extra brood met varken. Terwijl onze zoon zijn bekwijlde vingers een voor een in mijn oor probeerde te proppen, stroomden de tranen over mijn wangen. Ik draaide me om en haalde een mouw over mijn gezicht. Wat moest de nieuwe Rosa wel niet denken?
Wist zij veel dat het door de mierik kwam.
Ik gooide mijn broodje in een vuilbak en besloot mijn zinnen te verzetten met een glas Barolo, wat maar heel ten dele lukte door de vrees dat elk moment de nieuwe Gilles aan kon komen lopen.