-"Lentefeest" is het derde deel uit onze reeks zomerproza. Geschreven door Karim Abbara. Nelson wordt zevenenzeventig en velt een oordeel over zijn gasten. Klik hier voor deel 1, "Een onderzoekje" en hier voor deel 2, "De vakantiekolonie".-
Beeld: David Wasch
‘Een man die Indisch kookt, dat is ideaal, daar mag je wel een paar minpunten tegenover zetten.’ Mijn dochter telefoneert in de tuin met een vriendin. Af en toe nipt ze van haar wijn. Het glas houdt ze aan de steel vast. Dat heeft mijn vrouw Simone haar geleerd. Ze spreekt luid terwijl ze traag naar de heg loopt en één voor één de blaadjes van de takken plukt. Ze denkt bekeken te worden door het zootje mannen dat hier rondloopt.
Het is al aardig druk in de woonkamer, waar vandaag mijn verjaardag wordt gevierd door vrienden en familie, die op hun beurt vrijgezelle vrienden en vriendinnen hebben meegenomen. Zevenenzeventig ben ik vandaag geworden. Van een groot feest voor mijn zeventigste verjaardag was het niet gekomen en vorig jaar was mijn dochter in het buitenland, en die moest er toch echt bij zijn, vond Simone. Het toilet wordt gretig gebruikt, vooral om de haren op hun plaats te leggen in de spiegel. Ik zie dat de mannen polo’s dragen, of colberts op een T-shirt. Zo nu en dan glijdt er één langs het raam waarop mijn dochter sierlijk haar haren achter haar oren wegstopt. Ze weet dat ik hier aan het raam zit, maar een dochter waar je trots op kan zijn is ze al lang niet meer. ‘Ik moet gauw aan de man’ hoor ik haar zeggen. Iedereen is druk met elkaar in gesprek en lijkt zich te vermaken. Er staat een tekenfilm op voor de kinderen en naast mij staat een tafel vol met drank, appeltaart en andere lekkernijen. Ik zit in mijn stoel en overzie het feest. Mijn glas, mijn stuk taart en de afstandsbediening zijn binnen handbereik. Als ik me straks verveel zet ik misschien de televisie op een ander kanaal en doe ik alsof ik me erger aan de tekenfilmfiguren.
Tussen de mensen zie ik een kroezige, niet te temmen bos haar. Het zwarte jongetje neemt zowaar een stuk taart en tapt moppen met de dochter van de buren. Ik zal hiervan Simone op de hoogte moeten stellen. Het is nota bene mijn verjaardag.
‘Simone.’ Ik sjor aan de arm van mijn lieve vrouw, mooi gebruind door de Franse campingzon. Ik blijf naar het jongetje kijken. In mijn ooghoek zie ik hoe Simone haar mes in een chocoladetaart laat zitten, die op het punt stond zorgvuldig in acht gelijke stukken te worden gesneden.
‘Ja, Nelson. Wat is er?’ zegt ze geërgerd. Ze schikt zich graag in de rol van gastvrouw en wenst daar niet in gestoord te worden.
‘Wat doet dat vuile negertje hier.’ Ik wijs hem aan. Terwijl ik mijn vinger op hem richt en nauwkeurig zijn handelingen volg, voel ik Simone’s verontwaardigde blik op mijn gezicht branden. Ziet ze dan niet hoe dat joch bezig is het feest te verstieren? Ze kan zich bepaalde dingen enorm aantrekken. Is een vrouwentrekje, werd mij eens verteld door een collega.
‘Nelson!’ Ze stamelt een beetje en kijkt gekrenkt van me weg. Aanstellerij van de bovenste plank. ‘Hoe durf je, let eens op je woorden.’
‘Ja, ik dacht laten we het beestje bij zijn naam noemen, de situatie verbloemen heeft nooit iemand geholpen, hij zit nota bene met zijn poten aan het gebak. Ik ken hem niet, laat staan dat ik zijn felicitaties heb mogen ontvangen. Het is van een ongekende....’
‘Hij is de zoon van een oud-collega van me.’ onderbreekt ze mij op felle toon, want ik had nog wel even door kunnen gaan. ‘Ik heb haar uitgenodigd.’
‘Zoon van een oud-collega?’ Ik heb vandaag genoeg rondingen gezien, maar geen negerinnen. Louter brunettes en blondines, bloedrode lippen en witte wijn. ‘Schenk mij alsjeblieft nog een glaasje in, Simone. De fles staat op tafel.’
‘Ja, oud-collega, ze staat daar bij de boekenkast.’ Simone wijst een blonde vrouw aan, één zoals er zoveel zijn op de wereld.
Ik wenk een man met een colbert op een T-shirt. Hij reageert niet en dus wenk ik nog een keer. Ja, deze oude man wenkt je godverdomme, wil even een glas wijn en kan niet bij de fles. Ik wijs hem de fles aan. De man stapt uit zijn kringetje met andere mannen met colberts op T-shirts en vrouwen met fleurige rokken, loopt verveeld naar de fles en rijkt mij deze aan. Ik schenk mezelf een glas in, heb ik verdiend.
‘Ze kan geen kinderen krijgen’ braakt Simone in mijn oor. ‘dus heeft ze besloten een jongetje uit Afrika te adopteren. Hij heet Tamo en hij komt uit Ghana als ik mij niet vergis, maar het kan ook Senegal zijn. Vraag het haar, misschien dat je op je oude dag je horizon nog weet te verbreden.’ Boos pakt ze haar werk weer op. De chocoladetaart wordt bruut gevierendeeld.
Iemand heeft muziek op gezet. Het slaat aan. De tafel wordt aan de kant geschoven en er wordt gedanst. Simone houdt van dansen. Ze is er altijd goed in geweest. Daar komt ze al aanlopen.
‘Kom je dansen?’ vraagt ze zonder te lachen. Ze staat er lusteloos bij. Haar hoofd hangt een beetje naar rechts. Alsof ze door iemand is gestuurd maar er zelf helemaal geen zin in heeft. Denk je dat ik daarmee ga dansen?
‘Nou, de vrolijkheid straalt van je af.’
‘Wil je nou dansen of niet.’
‘Nee, ik zit net lekker.’ Ze loopt weg.
Een paar minuten later danst ze met een kennis van de familie. Ze ziet er blij uit. Zwierig draait ze rondjes en trekt ze de aandacht naar zich toe.
Een dame naast me stoot steeds weer tegen mij aan terwijl ze van de muziek geniet. Met haar kont tegen mijn schouder. Ze steekt een sigaret op.
‘Roken doe je buiten.’ zeg ik terwijl ik de rook wegsla.
Mijn dochter telefoneert nu al een half uur. Ze ziet dat ik naar haar kijk en lacht naar me. Ook maakt ze een handgebaar. Zwaaien kun je het niet noemen. Ze houdt haar hand hoog en beweegt haar vingertoppen, alsof ze naar een klein kind zwaait. Ik glimlach terug, waarna ze zich omdraait en verder gaat met haar gesprek.
Simone is gestopt met dansen.
‘Simone, kom eens.’ Ze komt mijn kant op. ‘Dat tapijt kunnen we wel weggooien zo.’ We kijken naar de sigaretten, kruimels en vieze servetten die op het tapijt liggen. De hakken van dansende dames prikken diep in het tapijt. Ze haalt haar schouders op en loopt de kamer uit. ‘Ben je nog boos?’ Roep ik haar na.
Ik wil van mijn wijn proeven maar er loopt jong gespuis mijn kant op om me te feliciteren. Het zijn de kleinkinderen van de broer van Simone. Een kluitje kinderen, allen hebben ze blond haar, voorop loopt een meisje, daarachter een drietal verlegen neefjes of broertjes van haar. Het meisje is waarschijnlijk de oudste. Ik schat haar acht jaar oud. Eén van de jongetjes loopt met een boeket te sjouwen.
‘Gefeliciteerd opa Nelson.’ zegt het meisje. Een boeket gaat van hand naar hand en wordt dan op mijn schoot gelegd.
‘Nou bedankt jongens, maar ik ben jullie opa niet.’
‘Dat moesten we van mama zeggen,’ zegt het meisje.
‘Dat moesten jullie van mama zeggen. Nou, noem mij maar gewoon Nelson.’ Ik leun opzij en graai in mijn broekzak. Dat lijkt de kinderen te verheugen want ze beginnen elkaar aan te tikken. Ik pak mijn portefuille erbij en geef ze ieder een euro, want zo’n kwaaie ben ik niet.
‘En nu wegwezen.’
De kinderen rennen met het geld terug naar hun moeder. Iemand heeft een hond meegenomen. Het beest likt aan een blote kuit. Er rijdt weer een auto voor. Tien nieuwe feestgangers stappen uit. Ze hebben ieder een fles meegenomen. Er komen fietsers aanrijden, van recht en van links. Ze stoppen voor het huis van Nelson en Simone. Eén zet zijn fiets tegen een heg. Aan de overkant van de straat strijken zeven mussen neer op een dakgoot; het ding piept zachtjes, onhoorbaar voor de feestgangers, temeer omdat de mussen een lied inzetten. Er wordt begroet en voorgesteld. Op de tuintafel rusten drie paren blote voeten van levensgenieters in rieten stoelen. Een mug valt de gasten in de woonkamer lastig. Vader draagt trots zijn baby op zijn borst. Hij trekt de aandacht van welgeteld vier vrouwen. Drie knijpen de baby in de wangetjes. De laatste doet hetzelfde bij de vader. Simone wijst iemand de wc. Er blijkt al een rij te staan, maar boven (tweede deur rechts) is er nog één. Een bronzen beeldje glijdt een broekzak in en een fiets zakt door een heg. De koelkast wordt opengetrokken door de buurvrouw. Het pak melk is over tijd en wordt weggegooid. De verdediging van het Nederlandse elftal wordt grondig gekeurd door vader en zoon. Een slagroomtaart wordt de woonkamer binnengedragen. Een minuut later ligt deze omgekeerd op het tapijt. Nelson veegt met zijn zakdoek de spetters van zijn schoenen, gaat weer achterover zitten en ziet hoe de drukte aanzwelt.
Karim Abbara