‘Als we de natuur aan de Statianen overlaten, asfalteren ze het hele eiland,’ bromt een van mijn collega-vrijwilligers van St. Eustatius National Parks Foundation (STENAPA). Ik kan me iets bij haar woorden voorstellen, want de eilandbewoners lijken inderdaad behoorlijk vergroeid met hun auto’s. Ze zijn een verlengstuk van hun identiteit, met bovenop de voorruit een langwerpige sticker die de persoonlijkheid van de eigenaar in één woord samenvat: ‘Precious’, ‘Princess’ of ‘Bad boy’.
‘Nadat ze natuurlijk eerst alle zeldzame Antilliaanse leguanen hebben opgegeten,’ jammert mijn collega nog even verder. En ook daar kan ik me iets bij voorstellen, want ik zag gister nog een aantal mannen achter zo’n beestje aan rennen. Even later lag hij met zijn pootjes op zijn rug gebonden in een kist.
Nee, dan ik en mijn Amerikaanse, Engelse, Canadese en Australische collega’s. Na een paar weken op het eiland en na talloze vergeefse pogingen om ‘aan mijn scriptie te werken’ probeer ik me inmiddels nuttig te maken als medewerker van de botanische tuin. Wij staan dag in dag uit om zes uur ’s ochtends op om bergen onkruid te wieden, velden vol taai gras te maaien, bizar snel groeiende planten en bomen te snoeien en grote stukken land om te ploegen. Alles om de natuur op Statia piekfijn te behouden. De vulkaan, de botanische tuin, de heuvels in het noorden en zelfs het onderwaterleven rondom het eiland vallen onder het beheer van STENAPA. Het is onze taak die natuur te vuur en te zwaard te verdedigen, onder andere tegen de Statianen met hun vernielzucht dus.
Illustratie: Agnes Loonstra
Maar waarom mogen zij het eiland eigenlijk niet opeten en asfalteren? Zij willen de natuur gebruiken. Maar wat willen wij er eigenlijk mee? Waarom staan wij ons elke dag in de hitte uit te sloven? ‘Behoud van biodiversiteit’ lees ik in de missie van STENAPA. Maar wie doen we daar een plezier mee? Onszelf en de toeristen? Want Statianen zie je nauwelijks nog 'in de natuur’.
Dat is de foundation ook opgevallen, en daarom nemen wij als vrijwilligers elke middag een clubje Statiaanse kinderen, de Junior Rangers, mee op sleeptouw. We moeten ze achter hun tv’s vandaan trekken en weer in contact brengen met de natuur. Maar de Statianen wáren juist in contact met de natuur, totdat wij er een hek omheen zetten. Ze gingen het water in om te vissen, de vulkaan op om landkrabben te vangen voor op de barbecue en verbouwden groenten en fruit in de vruchtbare vulkanische grond. Op die grond staat nu een omheinde botanische tuin en de vulkaan en het water worden nauwlettend in de gaten gehouden door park rangers. De eilandbewoners leerden de natuur met rust te laten en hun behoeften elders te bevredigen. Voor de tv, in de auto en in de supermarkt. En nu is het wéér niet goed!
Maar oké, we doen ons werk natuurlijk in de eerste plaats niet voor onszelf, de toeristen óf de Statianen. Verheven als wij zijn, vinden we de natuur waardevol in zichzelf, zonder dat het wie dan ook iets op zou moeten leveren. Wij zijn er puur voor de natuur.
De natuur zelf is helaas minder doordrongen van haar eigen waarde, en saboteert zichzelf - en daarmee ons - voortdurend. Met satanisch genoegen overwoekert ze heel Statia bijvoorbeeld met Coralita. Een agressieve plant die alles verstikt wat op zijn pad komt, waardoor grote delen van het eiland zijn veranderd in een soort spooklandschap. En wij maar graven, trekken, hakken en knippen om het uit ons tuintje te houden.
En wat een ravage is die tuin nadat op een nacht orkaan Omar langs raast. Overal afgebroken takken en omgewaaide planten en bomen. Ook de vegetatie op de vulkaan is flink getroffen. Het verbaast me als de ranger vertelt dat door de tijd heen heel wat natuur op het eiland op deze manier is verwoest. Niet door de mens dus, maar door de natuur zelf.
Als dan ook nog blijkt dat het grootste gevaar voor die arme, met uitsterven bedreigde Antilliaanse leguaan zijn grote broer, de groene leguaan, is (en dus niet de stropende eilandbewoners), ben ik het zat. Wat doen we hier met z’n allen, als zelfs de flora en fauna zelf niet geïnteresseerd zijn in ons harde werk en gewoon hun eigen gang gaan? We proberen alles angstvallig te behouden, maar de eeuwenoude bomen, de prachtige koraalriffen, de angstaanjagend grote landkrabben en de Antilliaanse leguaan, ze gaan ons uiteindelijk ontvallen. Net als de mens de wereld ooit ontvalt. En wie of wat vindt dat dan erg? Wie richt er een foundation op en vecht tot het bittere eind voor ons? Precies. Niemand.
__
Marijn Klok won onze columnwedstrijd en schrijft in augustus elke woensdag over haar zinloze zomer op St. Eustatius. Ze studeerde Nederlands en Journalistiek & Nieuwe Media in Leiden en werkt als freelance tekstschrijver en journalist.