-Niels reist verkleed als backpacker over de wereld. Voor Hardhoofd houdt hij een wat wazig dagboek bij. Op dit moment is hij verdwaald op het betoverde eilandje Siquijor in de Filippijnen. Dit is deel 3 van zijn verslag, het vervolg op Deeltijd-monster.-
Ik slaap in een kamertje met vijf hoeken en een televisie waarop alleen een kanaal met vreemde Australische thrillers over gouvernantes, stalknechten en dochters die tussen rotsen verdwalen om niet meer terug te keren. Mijn tweepersoonsbed hangt aan stalen spijlen, maar er zijn wat schokdempers aan het bed gehangen om de overmoed van de ontwerper te compenseren. Mijn huisje staat op een klif, het strand ligt een kleine tien meter lager. Er zijn twee ronde ramen, aan weerszijden van de deur. ‘s Nachts kijkt mijn huisje met de twee ronde ramen als uilenogen uit op het eiland Mindanao, waar moslimterroristen Amerikanen onthoofden alsof het marsepeinen varkentjes tijdens Sinterklaas zijn. Elke nacht trekt het onweer er gulzig aan de bergen. Het houdt de toeristen aan hun barkrukken genageld, elke donderslag is weer een excuus voor nog één San Miguel Light. Ik ben ziek van San Miguel Light, mijn zweet stinkt ervan, naar azijn en rottende hond. Daarom heb ik vanavond uitsluitend groene thee gescoord, bakken kinilaw naar binnen geschoven en mijn eerste Lariam genomen. Ik denk aan hoe ze bij het tropencentrum AMC vroegen: ‘Ben je wel geestelijk gezond?’ (voor Lariam moeten ze dat vragen), maar ik vergat te antwoorden, want er hing een mooie wereldkaart aan de muur die me weg deed dromen, waardoor het verkrijgen van de pillen nog enig doordrammen vergde.
Het linkerraam is boven mijn bed. Er loopt iets langs, tikt tegen het raam. Misschien zijn het de blackbirds met hun rode ogen die als bezetenen tegen alles aan flappen waar maar tegenaan geflapt kan worden. Dan gaat mijn deurkruk langzaam omlaag. Het licht van mijn kamer lijkt even te knipperen, maar het kunnen ook mijn oogleden zijn, die spastisch worden van angst en alles in stop-motion zetten. Iemand opent mijn deur. Het is een vrouw met een spierwit, gebalsemd gezicht in de onderjurk van een non. Er hangen zwarte hangertjes onderaan het kant van de jurk, als de metalen druifjes die tafellakens tegen windvlagen beschermen. Ze tikken als een kralengordijn tegen de open deur. Haar zwarte doppen kijken me aan als een apathisch, verdrietig hertje. Ze lijkt heilig. Ze heeft ervoor gezorgd dat ik me niet kan bewegen, alsof het de hysterische ex is waar ik nooit een weerwoord op had omdat ze Rechten studeerde en me, zoals dat gaat, alles kwalijk nam wat haar vader ooit fout had gedaan. Ik kan niets doen, ze staart me aan, vol van hol verwijt en onherstelbaar verdriet. De deur was op slot, dat weet ik zeker. Dat neemt mijn angst wat weg, want ze mag dan wel een spook zijn, dat geeft haar niet het recht om door mij gesloten deuren te openen.
Illustratie: Anouk de l'Ecluse
Ze heeft ook mijn lichaam verlamd, of verstijfd, ik lig als een mummie in mijn witte zijden lakenzak. Ze houdt haar hoofd even scheef, dan weer recht. Ze weet dat ik weet wie ze is, tenminste, zo lijkt het, want ze neemt niet de moeite om zich even voor te stellen. Weer zoiets. Onbeleefd spook. Ze weet niet wie ik ben, want ze kijkt alleen maar, vragend, apathisch vragend. Ik realiseer me dat het maar beter is dat ze niet weet wie ik ben, want ik ben niet helemaal overtuigd van de kwaliteit van mijn karma. De motor die ik heb gehuurd is weliswaar naar de traditie gezegend met varkensbloed maar ik heb, ik beken, kiezeltjes naar een vrij heilige grot gegooid, terwijl ik dapper zei dat een potje knikkeren me geen onheil zou kunnen brengen. De enige lichaamsdelen die ik ooit plaatselijk heb laten verdoven zijn de enige lichaamsdelen die het nu nog doen: mijn tenen. Dus ik krom mijn tenen alsof ze zeggen: ‘kom hier! ga weg! nee, blijf!’. Ze trekt zich uiteindelijk terug, statig, langzaam achteruit, haar zwarte ogen onafgebroken vragend op mij, wat vrij knap is omdat je over de rotsen moet klauteren om bij de deur te komen. En zo vertrekt het spook, zonder de moeite te nemen de deur achter haar achterwerk te sluiten of ook maar een woord met me te wisselen.
De White Lady heeft me met een bezoek vereerd, op Siquijor verwarren sommigen haar met Centrita. In het dorpje Maria staat een standbeeld van haar, links achterin de kerk in een glazen doos met een schedel en een gebroken crucifix in haar handen. Centrita is de non van het onmogelijke in het Italiaanse katholicisme, heb ik mij laten vertellen. Het verhaal is dat ze non wilde worden, maar dat lukte niet zo goed, het zat haar tegen, bovendien was ze, naar het schijnt, wat veeleisend voor een non. Zo wilde ze op haar graf bloemen van een soort die nergens te verkrijgen waren, dat soort dingen. Maar ik ben niet helemaal op de hoogte van de ins en outs. Op Siquijor is het verhaal natuurlijk wat meer morbide: om een non te kunnen worden, vermoordde ze haar man en kinderen, want haar man was overspelig en haar kinderen konden wat haar betreft beter dood zijn, dan verbolgen over hun bloedige afkomst. Toch is ze hier hartstikke heilig. Er zijn veel meer verhalen over haar verschijning dan over haar geschiedenis. Sommigen zien haar lopen, anderen hebben haar weleens een lift gegeven. Ze stamt van het geloof af en sijpelt door de wortels van vele stambomen.
Centrita is ook de zus van de apothekersdochter van het eiland. Toen ze klein was, nam haar moeder haar naar de berg Bandilaan, waar een boom met een grot eronder staat. Ze bonden een oude autoband aan een tak en slingerden het kind, maar ze wisten niet van de grot eronder, want het was een wijze familie, anders hadden ze het nooit gedaan. De grot was vijandig. Twee dagen later begon het kind te vervormen. Haar hoofd groeide groot en haar lichaam klein, totdat haar nekje brak en ze stierf. Zelfs de expats hier zeggen: ‘You just don’t fuck with them caves, man.’
Ik ben niet de eerste die ze bezoekt. Ze heeft een maand lang elke nacht op Jeremiah, de man van de apothekersdochter, gelegen en dat is minder prettig dan het klinkt. Hij zegt dat sindsdien vuurvliegjes op hem branden en ongeneeslijke moedervlekken achterlaten. Bij zonsondergang hoort hij kinderen spelen bij de rotsen, maar er zijn geen kinderen. Jeremiah is wel een beetje paranoïde. Maar, hij heeft gelijk, hoewel dit eiland het laagste percentage criminaliteit van de Filippijnen heeft, het is hier niet voor de poes. Vrouwen nodigen je uit op hun dorpsfeest om Tanduay met cola te schenken maar vertellen je niet dat alleen rode mieren komen. De enige geleerde op Siquijor is een gevierde pedofiel (hij noemt zichzelf aandoenlijk ‘romanticus’) die zijn kop maar niet kan houden over de gebroeders Karamazov en het woord dialectiek. Morgen vieren we St. Patrick’s day bij de vrienden van Jøran en Jens. Het thema is priesters en prostitutie. Jøran gaat verkleed als broeder Tuck en is behangen met sigaren, worstjes en zelfgestookte droplikeur. Maar ik heb geen priesterpak, want ik ben maar een simpele en vooral gierige backpacker, dus Jens heeft beloofd om bij wijze van kostuum een jongetje in te huren. Voor op schoot.