Het afgelopen jaar las ik Faust en vertoefde ik moederziel alleen in Berlijn. Ook maakte ik potjes jam van zelfgeplukte bramen en ontwikkelde ik een liefde voor wandelen. Stuk voor stuk inspirerende ervaringen, maar niets van dit alles inspireerde mij zozeer als een nieuw bijbaantje. Ik werd kassameisje in een slijterij.
Toen ik net in Amsterdam kwam wonen, solliciteerde ik me suf. Ik probeerde koffiezaakjes, bioscopen, kralenateliers. Ik werd het telkens net niet. Er was altijd wel iemand met nog vastere handen.
Over mijn poging bij een slijterij was ik vrij sceptisch. Volgens mij vond de baas me wel lachen. Een schrijver was weer eens wat anders, jenever en port waren grappige lievelingsdrankjes. Nadat hij belde dat ik was aangenomen, belde ik verbaasd mijn vriendje. Ik wist niks van alcohol. Ik was zo iemand die goedkope rode wijn drinkt, omdat die minder snel vies is dan witte.
Nu werk ik er al vier maanden, acht uur per week. Ik ken het verschil tussen ruby en tawny port en weet dat Southern Comfort geen whisky, maar een whiskylikeur is. Voor verdere vragen roep ik mijn collega’s erbij. Zij kennen het hele smaakpalet van alle soorten drank en verwoorden dat in parels als: ‘deze is een beetje rokerig, bij deze is het alsof je met je mond boven de bakplaat van de Burger King hangt.’
Alcohol maakt de tongen los, ook als er nog geen slok is gedronken. Zo hoor ik als kassameisje de mooiste, raarste, treurigste dingen.
Een man die iedere avond slist ‘twee kleintjes whisky’. Een vaste klant die mededeelt dat ‘het leven een grote komedie is’. Een Fransoos die altijd een beetje ongemakkelijk lacht als z’n beagle om het vaste hondensnoepje schooit.
Een oud-kapitein die de plastic eilanden in de zee met eigen ogen heeft gezien, maar geen tien cent voor een tasje wil betalen.
Het meest bizarre moment was toen een man in een geruit tweed-pak voor het whisky-schap stond. Hij schraapte zijn keel en zei: ‘ik wil de slechtste fles die je hebt, ik krijg vanavond hele nare mensen op bezoek’. Hij zei het bloedserieus, ik moest mijn best doen niet voluit te lachen en raadde hem de goedkoopste variant aan.
Toen hij weg was, fantaseerde ik over wat zijn bezoek hem wel niet heeft misdaan. Het was vast familie, iets met een erfenis, een verdwenen koffer juwelen.
Later vertelde ik een collega, die er al acht jaar werkt, over deze man voor het whisky-schap. Hij grinnikte wat, maar leek niet echt onder de indruk. ‘Er gebeuren hier rare dingen’, zei hij, zonder door te hebben wat voor goudmijnen hij mij beloofde. Dit is het perfecte bijbaantje voor een schrijver, en dat niet alleen.
Dit is het perfecte bijbaantje voor iedereen die weleens verlegen zit om smeuïge anekdotes. Voor iedereen die wel eens een kennis tegenkomt in de trein, voor iedereen die wel eens naar een feestje gaat.
Ik wil nooit meer in een of ander hip tentje koffie zetten. Daar heb je geen klanten die je knipogend hun engeltje, hun redder noemen. Geen klanten die om negen uur 's avonds binnenlopen en zeggen: 'jij kijkt altijd zo serieus, geniet jij wel van het leven?'