Basje haalt films die te lang ongezien zijn gebleven van de plank. Ditmaal nineties actiethriller Heat. Ze is gelukkig een sucker voor kitschy machismo.
"Heb jij Heat nog nooit gezien?", vroeg een vriend. Hij was niet zozeer verbaasd als wel jaloers. In tegenstelling tot hem had ik de kans om de film voor de eerste keer te zien. Mijn nieuwsgierigheid groeide. Ik heb Heat wel bijná gezien. Sterker nog, ik heb de film twee keer bijna gezien. Vooral de laatste keer herinner ik me nog scherp: met mijn laptop op het opgemaakte bed, een bord met kliekjes op schoot na een avond uit. Mijn toenmalige vriend had bezoek, ik hoorde geroezemoes opstijgen van beneden, af en toe een schaterlach. Niet de beste omstandigheden: zodra ik mijn bord leeg had, viel ik in slaap.
Ik stop het schijfje van Heat in de speler. Ik heb mijn enkel verzwikt en heb het huis al twee dagen amper verlaten. Er ligt een kat te spinnen onder mijn dekbed, opgerold tegen mijn pijnlijke voet. Buiten regent het, binnen wordt het gedurende de honderdzeventig minuten die de film duurt steeds donkerder.
De film blijkt ouder dan ik had gedacht: gemaakt in 1995, in Nederland uitgebracht in februari dat jaar erop. Ik was vijftien. Geen wonder dat ik de film destijds links liet liggen. De poster alleen al is een blinde vlek voor tienermeisjes: bloedserieus op het saaie af en bevolkt door louter mannen, maar liefst acht in totaal. Maar tien jaar later begon ik Michael Manns films alsnog te waarderen. Sterker nog, ik bleek een sucker voor zijn ernstige, tegen-kitschy-machismo-aanschurende toon.
Ik vraag me af of ik Manhunter moet terugkijken, Michael Manns prequel op The Silence of the Lambs uit 1986. Een ijzersterke film, vind ik, maar akeliger, naargeestiger dan Jonathan Demme's Hannibal Lecter-film uit 1991. Er zitten momenten in die me nu nóg angst aanjagen. Ik herinner me voetstappen op een trap, iets met spiegeltjes in ogen (de toeschouwer valt samen met het slachtoffer waarnaar hij kijkt), broeierige, quasi-erotische nachten onder een plafondventilator. The Silence of the Lambs mag stampvol onsmakelijke vondsten zitten, de vaart die erin zit geeft de film levenslust. Manhunter heeft iets dromerigs, een verstilling die unheimlich is. Ik geloof dat het vooral die kwaliteit is die Manns oeuvre tekent.
Al Pacino method act een rechercheur.
Heat. De film laat zich niet navertellen. Het gaat om een heist, om een clubje professionele dieven waarvan er één - Robert De Niro - de melancholische uitstraling heeft van een oude hond en een ander een moordzuchtige gek blijkt te zijn. Een complex plot volgt, of zoals filmdistributeurs dat zo graag noemen: een kat- en muisspel. Een opvliegende en diep cynische rechercheur komt de dieven op het spoor, hij wordt gespeeld door Al Pacino.
Dat Heat bijna twintig jaar oud is, is amper te zien. De nineties zitten 'm vooral in de achterover gekamde kapsels van de mannen, het ringbaardje van De Niro. Er komt een enkele computer in beeld, in plaats van mobiele telefoons gebruikt men beepers. Verder is Heat tijdloos, classy als een noir.
De eerste keer dat de film me grijpt is wanneer de cruciale overval net is begonnen. Op deze geweldsuitbarsting - een geldwagen wordt omver geramd - volgt een moment van onverwachte verstilling. De wagen ligt er hulpeloos bij. Zijn immobiliteit wordt benadrukt door de kleinste beweging: een glimmende blauwe slinger komt vertraagd naar beneden op het asfalt. Hier haalt Mann de kijker bewust uit de actie, schroeft het tempo terug. Je bent in bekwame handen, voel je als kijker. Deze filmmaker weet hoe hij zijn verhaal wil vertellen.
Waarin openbaart de 'auteur' zich verder? Welke stijlmiddelen zijn typisch Mann? Wil je die vraag beantwoorden, dan kun je moeilijk om het stijlvolle uiterlijk van zijn films heen. De fotografie, de sets: alles is glossy, weldadig, in rijk wide screen. In Heat overheersen blauw, paars, rood. Zwart, natuurlijk. Een donkere deken omhult nachtelijk Los Angeles, overdekt met vele glinsterende lichtjes. Onze blik glijdt soepel over de sets, waarbij zelfs de armoedige locaties een glans van exotisme hebben. Want er zit altijd iets van luxe in Manns films, ze doen denken aan de glimmende buitenkant van een begeerd object. Maar buitenkant blijft het, want deze luxe blijft altijd net buiten handbereik, zowel voor de kijker als voor de personages. Wat we willen blijft op afstand, als in een droom. Of het verdwijnt zodra we wakker worden. We hebben het nooit echt gehad.
Heat kabbelt voort, rijgt het ene gesprek aan het andere. Ik eet lychees, de kat is opgehouden met spinnen en slaapt. Ik vergis me steeds in welke van de personages ook alweer slecht is, en welke goed. Ik bedenk me dat dat natuurlijk juist de bedoeling is. De Niro speelt zijn bad guy zachtaardig, Pacino zijn politieman als een lul. Het is allemaal van een gevoelig soort machismo. Hier geen sterke kerels en domme bimbo's: de personages zijn gelaagd. Toch is het een mannenuniversum dat Mann ons laat zien. De vrouwen hier zijn heus intelligent en menselijk, maar ze handelen nauwelijks. Ze zijn slechts aanwezig om de mannelijke personages op de een of andere manier motiveren. Alleen de feisty Charlene (Ashley Judd) zet met haar handelingen de raderen van de plot in werking. Zij gaat vreemd en haar echtgenoot (Val Kilmer) maakt zo mogelijk een nog groter zooitje van zijn leven. Geen wonder dat ze hem bij de politie verraadt. Maar op het laatste moment krabbelt ze terug, en waarschuwt haar man met een beladen blik.
We zijn bijna drie uur verder en ik realiseer me dat ik niet onder een negatief eindoordeel uitkom. De film neemt me niet mee maar sluit me juist buiten. Alles ademt "intens", maar ik voel de urgentie niet. Heat sluit af op LAX, een typische Mann-locatie. Hier komt het eindelijk tot een confrontatie tussen De Niro - op een haartje na ontsnapt met zijn nieuwe liefde - en Pacino, die zijn privé-beslommeringen juist achter zich lijkt te hebben gelaten. We hebben het hier over een shoot out, maar dan wel op z'n Manns. Dus geen hoog tempo-achtervolging, maar gesluip in het donker met op de achtergrond het slepende, aanzwellende geluid van opstijgende vliegtuigen. De lichtjes van L.A. glinsteren in de verte. De Niro en Pacino kijken elkaar in de ogen: Heat eindigt met een magisch moment. Het rusteloze verlangen dat deze personages een film lang voortdreef, komt eindelijk tot bedaren. In een film waarin alles droom lijkt, is dit echt: De Niro's blik, Pacino's mededogen. Een moment van oprecht wederzijds respect. De kracht van Mann zit niet in zijn eindeloze geouwehoer, die zit in zijn stiltes.