Basje Boer haalt films die te lang ongezien zijn gebleven van de plank. Ditmaal het hijgen van Jeanne Moreau in Louis Malles Ascenseur pour l'échafaud.
Jeanne Moreau die door de straten van Parijs wandelt terwijl de nacht valt. Jeanne Moreau met haar grote, van melancholie vervulde ogen. Jeanne Moreau die het donker ziet worden, en dan weer licht. Jeanne Moreau, wier doemgedachten we via de voice-over volgen. Jeanne Moreau, die liefhad en verloren heeft.
Louis Malle was 24 jaar oud toen hij in 1958 zijn speelfilmdebuut Ascenseur pour l'échafaud afleverde en en passant een filmster maakte van Moreau. De film opent met een telefoongesprek. 'Je t'aime', hijgt Jeanne Moreau als Florence. 'Je t'aime', hijgt Julien (Maurice Ronet) aan de andere kant van de lijn. De camera zoomt uit, Miles Davis' score verstomt het gesprek. Niet eerder klonk zijn trompet zo getergd. De titel komt in beeld (in het Nederlands: Lift naar het schavot). Het lot van de geliefden is bezegeld, zoveel is nu al duidelijk.
Een moordplot, daar draait Ascenseur pour l'échafaud om. Beoogd slachtoffer: Florences echtgenoot, een machtig man in Parijs en ver daarbuiten. Met grote precisie voert Julien de misdaad uit. 'De perfecte moord!' roep ik verheugd wanneer duidelijk wordt wat het plan is dat hij en Florence hebben beraamd. Als rechtgeaarde Columbo-fan ben ik altijd gespitst op deze heilige graal der misdaden. En tegelijkertijd weet ik: de moordenaar komt er nooit mee weg.
Malles referentie aan de klassieke misdaadfilm (film noir, Hitchcock) is niet ironisch, zoals bijvoorbeeld bij Jean-Luc Godard. (Denk aan Godards À bout de souffle, die twee jaar later zou verschijnen.) De man zit hier oprecht een thriller te maken. Tegelijkertijd lijkt hij niet erg geïnteresseerd in het misdaadaspect van het script. Liever volgt hij Moreau, die in de veronderstelling is dat Julien haar bedrogen heeft. Of richt hij zich op het jonge stel van wie de levens weldra onlosmakelijk met die van Florence en Julien verbonden zullen zijn. Zij, Véronique, is een romanticus. Hij, Louis, is een nors knulletje met een kuif die - bijna letterlijk - gebukt gaat onder zijn existentiële onrust. Wanneer ze de sportwagen van Julien stelen, zetten ze de radaren van de plot pas echt in werking.
De achterkant van de dvd meldt dat Ascenseur pour l'échafaud als de eerste film van de nouvelle vague wordt gezien. En inderdaad, er zitten voldoende elementen in die vooruitwijzen naar die invloedrijke stroming. (Voor de duidelijkheid: Wikipedia noemt Malle's film helemaal niet als eerste nouvelle vague-film; À bout de souffle wordt wél als een van de eerste genoemd.) De vrijzinnige soundtrack van Davis bijvoorbeeld, die bij de beelden geïmproviseerd werd. De hang naar realisme, onder andere zichtbaar in het gebruik van natuurlijk licht en het losse camerawerk. De intuïtieve montage die meer doet dan alleen de ene scène aan de andere verbinden. Maar al die elementen zijn meer dan louter nouvelle vague-ish. Malle zet ze in omdat hij iets wezenlijks wil zeggen over zijn personages. Hij wil niet alleen een spannend verhaal over moord vertellen, hij wil laten zien wat de consequenties zijn.
Vijf jaar na Ascenseur pour l'échafaud maakte Malle Le feu follet, een zwaarmoedig drama over een man die zich voorneemt zelfmoord te plegen. Maurice Ronet heeft opnieuw de hoofdrol en op zijn getekende gezicht zijn dezelfde emoties af te lezen: wanhoop, verdriet, teleurstelling, maar ook berusting in zijn lot. In deze film geen moord, geen ingenieus plot, geen misdaad of geweld; louter introspectie. Het voelt alsof Malle inmiddels beter wist wat voor film hij wilde maken en wat hij precies te zeggen had. Wat overigens niet wegneemt dat Ascenseur pour l'échafaud een uitstekende film is; een uitstekende thriller ook, die de Columbo-fan in mij tevreden stelt.
Tegen het einde van de film merk ik op dat Florence en Julien geen moment samen in beeld zijn geweest, enkel in elkaar afwisselende shots tijdens het telefoongesprek uit de openingsscène. Het slot van de film, een unhappy ending waarin de geliefden voor hun daad worden ingerekend, brengt hen alsnog samen. Sterker nog, de set foto's waarop ze samen te zien zijn, in innige omhelzing en overduidelijk verliefd, levert het bewijs voor hun motief. De misdaad die ervoor had moeten zorgen dat ze altijd samen zouden zijn, haalt hen juist uit elkaar. Maar de film brengt hen in ieder geval op artificiële wijze bij elkaar: slechts op beeld en lachend naar de camera.
Voor het slapen gaan lees ik in een boek over filmdialogen. Het einde, schrijft de scriptexpert, reflecteert altijd het begin. Ik leg het boek weg en denk aan Jeanne Moreau die door de straten van Parijs wandelt terwijl de nacht valt. Jeanne Moreau met haar grote, van melancholie vervulde ogen. Jeanne Moreau, die liefhad en verloren heeft.