Muziek is in onze moderne tijd vaak een belangrijk onderdeel van de volwassenwording. In je muzieksmaak vind je het eerste bewijs van je individualiteit en je onafhankelijkheid van je ouders. Ik raakte dan ook tijdens mijn puberteit volledig verslaafd aan het kopen van cd’s. Na schooltijd nam ik de tram naar de Dam, naar de Fame Megastore, waar ik me graag liet verleiden door de muur met ‘2 voor 17,50’. Het geluksgevoel in mijn onderbuik dat ik kreeg wanneer ik een van mijn favorieten tussen de koopjes vond, vormde een broodnodige afleiding van al mijn tienerverwarring. Aan de hand van Jeff Buckley, Tool, dEUS, Tom Waits en Eels werd ik langzaam een volwaardig persoon. En Radiohead. Oh, Radiohead.
Een oudere vriend gaf me muziekles op mijn pad naar levenswijsheid. Hij compileerde minidiscs en brandde cd’s van onmisbare platen. Ik volgde al zijn advies gretig op en het stelde nooit teleur. Maar toen ik het schijfje met daarop in zwierige letters “Radiohead – Kid A” in mijn discman stopte en op play drukte, wist ik niet wat me overkwam. Het album slingerde mijn hoofd alle kanten op en na afloop zat ik duizelig voor me uit te staren. Toen na tien minuten plotseling het extra ‘echo’-nummer door mijn koptelefoon klonk, schrok ik op, maar zakte teleurgesteld terug omdat ik meer wilde. Meer, meer, meer.
In de zomer van 2003 kocht ik een kaartje voor Rock Werchter, in de veronderstelling dat mijn vrienden snel zouden volgen. Maar opeens was iedereen arm of had geen tijd, en dus ging ik alleen. Vier dagen lang Björk, The Roots, Underworld, Massive Attack, Queens Of The Stone Age, De La Soul. En Radiohead. Het live optreden bevestigde al mijn vermoedens. Dit was mijn muziek. Ik was bijna achttien en struinde in mijn eentje over het festivalterrein. Ik kocht dit shirt met dezelfde gierende geilheid als de cd’s.

Jaren later werd tijdens een voetbaltraining mijn tas langs de rand van het veld gestolen. Ik had die dag cd’s gekocht en ik moest een nieuw paspoort, nieuwe bankpas en nieuw rijbewijs aanvragen, een combinatie die bijna onmogelijk te verkrijgen is. En mijn lievelingsshirt zat erin.
Drie maanden later werd ik gebeld. “Met Kobus.” Kobus? “De terreinknecht van je club. Ik heb een tas gevonden in de sloot rond veld één. Uw paspoort zit er in.” Mijn shirt was goor, maar na twee keer wassen ging het wel weer. Sindsdien zijn we onafscheidelijk.
-
In het kader van de modeweek op hard//hoofd schrijven vijf redacteuren een korte overpeinzing over een dierbaar kledingstuk.