Fotografe Katarina Hruskova maakt iedere zondag een verstild tweeluik. Het verhaal ligt tussen de beelden, buiten het kader. Schrijfster Hanneke Hendrix reageert met een tweeluik in tekst. Woorden en beelden die zich aan elkaar spiegelen, tegen elkaar aan schuren of zijdelings schampen.
1.
“Wat is een liguster?” had ik mijn moeder gevraagd. We stonden in de bieb en mijn moeder stond bij de biografieën. Mijn moeder leende stapels biografieën. Ik kan me niet herinneren dat ze er een ooit uitlas.
“Dat is gewoon de heg,” had mijn moeder gezegd.
“Gewoon de heg,” had ik in ontzag gedacht, denkend aan onze tuin die helemaal was afgehekt met heg. Heg klonk gewoon als klei, als de zandbak en als de houten blokken waarvan ik splinters kreeg. Heg klonk als de geroeste kruiwagen, waar mijn broers me in rondreden en een achtbaan nadeden en waarbij het altijd minder spectaculair bleek dan ik dacht wanneer ik in de kruiwagen klom.
Liguster was een ander verhaal.
Dat klonk als Barbie.
Ik had geen Barbies, ik had een biebpas.
Ik drukte het boek tegen mijn borst.
Als ik de bloeiende liguster ruik.
Als ik nu nog soms langs zo’n struik loop, zo’n heg in bloei, of wat voor soort haag dan ook, dan zitten die titel en die dorpsbieb en die kinderboeken die altijd een beetje plakkerig waren aan de kaft, meteen weer in mijn hoofd.
Als ik de bloeiende liguster ruik bleek een kutboek.
Na drie pagina’s legde ik het naast me neer.
Ik zag nog net mijn moeder opkijken van haar biografie en diep zuchten.
Deze zou het ook niet redden.
2.
Bij ons thuis was het mijn vader die kookte en ik vond dat fijn. Niet zozeer wat hij kookte, ik herinner me nog de dagen dat mijn broer en ik zuchtend onze soort van kool-macaroni probeerden op te leuken met scheuten ketjap en grote lepels zilveruitjes, maar ik hield ervan om op het zeil te zitten, tussen de twee kasten in en te kijken naar hoe mijn vader kookte. Hoe hij in de weer was met groenten en vlees en een peper-en-zout-in-één-schudder die hij zelf had gemaakt van een ouwe mayonaisepot. Ik zat daar net zo lang tot hij zich omdraaide, me wenkte en zei: “Proef eens, Hanna” zei hij dan. “Wat zit er allemaal in?”
Dan stond ik op, ging ik naast hem staan en dan stak ik een vinger in de saus. Dan dacht ik na en zei ik iets als “oregano” of “dragon”. En dan knikte mijn vader. Vervolgens hing hij zijn hoofd weer tegen één van de keukenkastjes en ging hij verder met snijden of roeren.
Mijn vader is nooit de vrolijkste fluiter van het westelijk halfrond geweest.
Ik kroop dan weer tussen de twee kasten.
Op een dag was het pakjesavond en mijn oudste broer had met lootjes trekken mijn vader. In het pakje voor mijn vader zat een kussen en lange een riem.
“Leuk,” zei mijn vader, want dat is wat je zegt als je een kadootje krijgt. We liepen mijn broer achterna de keuken in en keken hoe hij het kussen met de riem aan één van de kastjes bond. Mijn vader zei niks en ik kon niet kiezen welk gevoel te volgen. Of mijn hevige schuldgevoel, of de lachbui die opkwam. Mijn broers hurkten, sloegen op hun benen en schaterden en mijn moeder was hikkend van de lach de tranen van haar wangen aan het vegen.
Tot zover Kerst 1993 in Huize Hendrix. Voor zover ik weet slaapt tot op heden de kat nog steeds op dat kussen. De riem heb ik nooit meer gezien. Ik neem aan dat mijn vader hem gebruikt heeft voor een hekje, iets in de schuur of om de poort van de kippenren dicht te houden.
Maar vandaag vond ik mezelf groente snijdend, en ik merkte dat ik mijn hoofd liet rusten tegen één van de keukenkastjes.
“Godverdomme,” dacht ik.
Het is gebeurd.