We waren op een landgoed dat strekte tot de horizon. Ruim vijftig mensen, mij allen onbekend, stonden te snoeien, te zagen, te maaien en te wieden. Mijn vriendin en haar zus kregen ook een schoffel in de hand gedrukt. Ik hield Annika stevig vast. ‘Is dat jullie tuinierkleding?’ vroeg de gastvrouw geschrokken. Het tuinfeest bleek helemaal geen tuinfeest te zijn, maar een tuin-werk-feest en de grootgrondbezitters organiseerden dit elk jaar, waardoor niet alleen in één weekend de boel winterklaar was, maar de lekkere hapjes die de ingehuurde cateraar ’s avond in zijn partytent bereidde ook daadwerkelijk verdiend waren, evenals een goed gesprek onder de sterrenhemel in de jacuzzi. Maar wij hadden geen tuinbroek en geen zwembroek ingepakt, we hadden alleen een heleboel luiers en een baby, die mij goed van pas zou komen.
De zussen staken hun handen uit de mouwen, harkten op hoge hakken bladeren uit de modder. Ik kreeg de verantwoordelijkheid over Annika. Of eigenlijk kreeg Annika de verantwoordelijkheid over mij. Als je mij ook maar het meest simpele klusje toevertrouwt, ontstaat er schade die door geen enkele verzekering gedekt wordt. Nu hoefde ik mij tenminste nergens voor te verexcuseren. Ik hoefde er niet te zijn door wat ik deed, alleen maar door wat ik was. Men zou in mij een geëmancipeerde vader zien, in plaats van een laffe werkweigeraar. Ik liep met Annika voor mijn borst langs de blije werkers. Annika bekeek alles met grote ogen; het was haar kennismaking met zowel natuur als arbeid.
In sociale situaties met onbekenden vind ik het lastig om gespreksonderwerpen te bedenken en ik weet nooit welke houding van mijn lichaam de meest toepasselijke is. Het is geen verlegenheid die mij in de weg staat, eerder een chronisch gebrek aan sociale vaardigheden en daar dan weer een verlammend overbewustzijn van. Sinds ik een kind heb is het leven op dit gebied echter drastisch vereenvoudigd. Ik kan mij achter haar verbergen, zoals een soldaat zich achter zijn wapen verbergen kan.
Tejo Verstappen
Zoals te verwachten staakte iedereen zijn of haar tuinieractiviteiten om Annika met groene vingers in door aarde besmeurde handschoenen aan te raken. Ik hield haar omhoog en liep van de een naar de ander. De onbekenden kwamen dichtbij met rollende ogen en getuite lippen en maakten de gekste geluidjes uit het achterste van hun kelen, maar zagen mij niet. Ik was een wandelende troon. Er werden neuzen net niet in mijn arm gedrukt, bungelende voetjes boven mijn kruis vastgepakt. Toen ik Annika neerzette verzuchtte men hoe mooi zij was en hoe groot ook, intelligent bovendien. ‘Dankjewel’, hoorde ik mezelf zeggen. Wat een debiele reactie eigenlijk. Ik nam me voor om de volgende keer ‘Vind ik ook’ te zeggen en niet te doen alsof ik net een plakje worst van de slager had gekregen. Ik deed er niet toe, dat was nu juist het briljante van deze constructie.
Collegiaal ging ik naast een trotse overgrootmoeder zitten en legde Annika op het kleed naast haar oppaskind. Voorlopig hoefde ik niets te doen, behalve vertederd toe te kijken naar dit kraaiende duo. Maar als het babybedtijd werd zou ik er weer alleen voor staan, als een soldaat in vredestijd. Behoedzaam om mij heen kijkend mengde ik wat espresso door de Nutrilon.