Je hebt geen 9-tot-5-mentaliteit, kunt interessante invalshoeken bedenken, bent een geboren crossmediaal storyteller en een social-mediagenie: de journalist van vandaag moet alles kunnen. Creatief en origineel moet je zijn en het liefst ook een beetje snel. En natuurlijk moet je dat zo goed mogelijk kunnen laten zien in een sollicitatiegesprek.
‘Doe je tas maar open’, zegt de hoofdredacteur van het regionale dagblad. Haar hippe bril past goed bij haar blonde, strak geknipte haar. De adjunct kan niet aanwezig zijn, in zijn plaats heeft ze iemand meegenomen die ze introduceert als 'de sterverslaggeefster'. 'Leg je spullen maar op tafel.' Ik twijfel even. De verslaggeefster lacht me bemoedigend toe. Ik haal de inhoud van mijn tas tevoorschijn. Een schrijfblokje met een pen die door de ringetjes steekt, Brussel: Eurabia van Arthur van Amerongen, een leeg pakje kauwgom, een wegwerpcameraatje, een iPhone, mascara, wat losse blaadjes met aantekeningen, een appel.
'We doen hier niet aan traditionele sollicitatiegesprekken', zegt de hoofdredacteur. 'We geloven dat persoonlijke voorwerpen veel meer zeggen. Zo'n gesprek kun je volledig faken als je zou willen. Je kunt elke vraag ook zelf wel bedenken en een perfect sluitend verhaal voorbereiden. Ook een CV vind ik weinig zeggen. Wij kijken eigenlijk alleen naar je brief, je uitstraling en je profiel, waarvan we een inschatting maken aan de hand van je bezittingen.'
Keurige antwoorden heb ik bedacht voor vragen die me niet gesteld gaan worden. Mijn sterke en zwakke punten uit mijn hoofd geleerd, bedacht wat ik zou zeggen als ze zouden vragen 'wat kan er beter aan de krant?'. Mijn meest relevante ervaringen nog eens voor de geest gehaald. Bedacht waarom ik welke studie en carrièrekeuzes maakte. Waar ik mezelf zie over vijf jaar? Bij deze krant natuurlijk! Vergeefse moeite. De hoofdredacteur gebaart naar de verslaggeefster. 'We hebben Esther direct aangenomen toen we zagen dat ze altijd een goede Nikon bij zich droeg. Dat is het soort persoon dat we zoeken. Goed. Laten we eens kijken naar jouw bezittingen.'
'Ik heb thuis ook een betere camera', begin ik mezelf te verdedigen, terwijl ik angstig naar mijn wegwerpcameraatje kijk. 'Hm hm', zegt ze en pakt hem even op. 'Godzijdank heb je wel een smartphone en geen ouderwetse Nokia.' Ze pakt mijn iPhone op, vraagt me of ik hem kan ontgrendelen en bekijkt de apps op de startpagina, drukt dan op het Twittericoontje. Het duurt even voor de app opent. Ze zucht. 'Dit gaat dus niet hè. Kun je je indenken dat je op een persconferentie bent en live verslag uitbrengt? Als je een halve minuut wacht, is de concurrent ons voor.' De app opent. 'Honderdvijftig volgers. Dat is niet zoveel hè?' Ze legt mijn telefoon neer, pakt mijn schrijfblok op. Bladert, mompelt 'kun je dit zélf nog lezen?', legt het neer. Ook voor Arthur van Amerongen heeft ze geen goed woord over. 'Meer gonzo dan journo. Ik hoop dat jij de journalistiek niet door een waas van alcohol en drugs ziet?'
Ze geeft me een hand. 'Je hoort nog van ons.' Met knikkende knieën verlaat ik de redactie. Ik weet zeker dat ik het niet ben geworden. Kwaad ben ik niet, wel verbouwereerd. In een sector die zo taalgebonden is, waar schrijven en jezelf kunnen uitdrukken de belangrijkste instrumenten zijn, heb ik niets kunnen zeggen over mezelf, mijn ervaringen of ambities. Toch heb ik iets bijzonders gezien: ergens voldoet dit sollicitatiegesprek aan die gouden schrijversregel: 'show, don't tell'. Het was in geen enkele zin een traditioneel gesprek. Het was even creatief en crossmediaal als de kandidaat die werd omschreven in de functieomschrijving. Ik besluit vanaf nu dagelijks te twitteren, een betere smartphone te kopen en elk geschreven stuk op mijn website te plaatsen, voorzien van een goede foto. Nooit meer zal ik zeggen dat ik journalist wil worden, ik zal het gewoon zijn.
Beeld: Xiu Xiu