Het is al laat wanneer ik vanaf mijn werk naar huis fiets. De hele dag is het zomers warm geweest, ik fiets met open jas en ondanks dat het laat is lopen er nog veel mensen op straat. Dat heeft iets geruststellends; al is het maar omdat ik me als vrouw ’s nachts altijd een tikkeltje kwetsbaar voel. Vlakbij een plein passeer ik een man die zijn hand opsteekt en ‘high five’ roept. In het voorbijgaan geef ik hem een high five, waardoor hij wankelt en bijna op het fietspad valt. Tweehonderd meter verderop loopt een groep jongens. Ze praten luid, lachen en duwen elkaar een beetje heen en weer over de stoep. Eentje van hen ziet mij aankomen en ik zie hoe hij van stoeprand naar fietspad beweegt. Op het moment dat ik langs fiets springt hij naar voren. Een milliseconde is zijn hoofd vlakbij het mijne, hard roept hij: ‘Raaaah!’ Ik maak een schrikbeweging en de groep giert van het lachen terwijl ik met versnelde hartslag doorfiets.
Maandelijks, soms zelfs wekelijks, zijn er mensen - eigenlijk altijd man en eigenlijk altijd in een groep - die het grappig lijkt om mij te laten schrikken wanneer ik langs ze fiets. Meestal zie ik het aankomen, maar toch schrik ik iedere keer weer van de beweging of het geluid. De schrikreactie is keer op keer een vernederende ervaring. Het voelt als een teken van zwakte, het maakt mij ervan bewust dat ik deze straat als onveilig zie, dat ik stiekem altijd bang ben dat een groep die ik passeer me iets aan kan doen. Elke keer dat ik mijn schouders optrek of bijna een gilletje slaak voelt het alsof ik heb verloren bij een spel waaraan ik niet mee wilde doen.
'Ik zal niet verliefd worden op een onbekende die mij laat schrikken.'
Wanneer ik hier de volgende dag met vrienden over praat zeggen ze dat zij dit bijna nooit tot nooit meemaken. Eén vriendin zegt dat het haar ook wel eens overkomt, maar niet zo vaak. Van mijn andere vrienden krijg ik verschillende tips: terug schreeuwen, omfietsen, schelden of afstappen of beter nog: iemand voor de bek slaan. Ik knik alsof ik het allemaal even reële opties vind. Iemand suggereert dat dit vooral bij meisjes gebeurt en een ander voegt er ‘Ja, maar niet bij alle meisjes’, aan toe. Ik begin aan mezelf te twijfelen.
Is het lichaamshouding, die al van verre schreeuwt dat ik een schrikachtig mens ben?
Iets in mijn blik dat aangeeft dat ik geboren ben als prooi?
Zou er zoiets bestaan als een aura en zou de mijne dan een kleur hebben die zegt: jaag mij angst aan?
Waarom voelt iemand de noodzaak om een onbekende überhaupt te laten schrikken? Het lijkt me nogal nutteloos. Ik weet niet of iemand stoerder zal worden gevonden door het laten schrikken van een willekeurig meisje op de fiets. Ik zal niet verliefd worden op een onbekende die mij laat schrikken. Ik ben er ook niet per se van onder de indruk. De enige reden die ik kan bedenken is macht.
Wanneer ik een schrikbeweging maak kan een ander, hoe kort dan ook, het idee hebben macht over mij te hebben. Macht over mijn reactie. Macht over de publieke ruimte. Heel even zal de ander iemand zijn die mij kan raken en heel even zal de ander daar voldoening uit halen.
Het is heel makkelijk om te roepen: laat zo iemand geen macht over je hebben!
Het is heel makkelijk om te roepen: Take back the power!
Het is heel makkelijk om hier boos over te worden.
We leven in een tijd waarin er een ‘fearless girl’ tegenover een stier op Wall Street is gezet. Met haar armen in haar zij, een wapperende jurk en haar blik recht vooruit. Laatst ging de foto waarop Saffiyah Khan lachend tegenover de extreem rechtse Ian Crossland stond viraal. Handen in haar zakken en een glimlach alsof ze hem elke dag bij de supermarkt zag. Wanneer ik dat zie denk ik: ja, jullie zijn krachtig. Ik denk niet dat het mij, of wie dan ook, zal helpen om af te stappen, te schelden of te slaan. Noch denk ik dat omfietsen een optie is.
Misschien schuilt de redding in een blik die zegt ‘Wat wil je doen dan’, een wapperende jurk en een stervenskalme glimlach.