In de kringloop in mijn buurt, naast de vergeelde kookboeken en de oude reisgidsen, staat een oranje krat tegen de achterwand ‘Foto’s’, staat erop, netjes uitgetypt in Comic Sans MS. In het krat ligt precies wat het opschrift al zegt: een janboel aan oude vakantiefoto’s, portretten, verjaardagskiekjes en reclameplaatjes, soms een heel album. Ik laat de plaatjes het liefst een voor een door mijn handen gaan. Voor vijftig cent ben ik vandaag de bezitter van een familieportret uit 1926. Een elftal mensen staart me streng aan en even later loop ik met de onbekende familie in mijn tas weer naar buiten.
Wie zijn de mensen op de foto? Is die strenge vrouw in de rechterbovenhoek de moeder, of misschien een ongetrouwde tante? Zou er nog iemand leven? En waarom is de foto dan in kringloop beland? Is er een familieruzie uitgebroken? Met de foto in mijn handen kijk ik recht het verleden in. De foto is een persoonlijke tijdscapsule, en op de een of andere manier vind ik dat heel rustgevend – ik kan in geen andere tijd leven dan de mijne, maar relikwieën uit andere tijden zijn wel aanwezig. Niet dat dat verleden nou zo fantastisch is, maar ik waardeer het. Een verleden geeft houvast. Ik voel me iets minder alleen en iets minder belangrijk: alles gaat voorbij, en tegelijkertijd zijn we allemaal met elkaar verbonden.
Soms ontdek je zulke tijdscapsules in het groot. Zoals een aantal jaar geleden in Parijs, toen een appartement werd ontdekt dat sinds 1942 onberoerd was gelaten. De foto’s van het verlaten appartement gingen de wereld over. Of een paar jaar geleden aan de Utrechtste grachten, toen een oud pand te koop werd gezet. Buiten stond een bord met ‘kringloopverkoop’. Nieuwsgierig liep ik naar binnen – naar 1950, zo leek het. Het pand was van twee zussen geweest, die kort na elkaar waren overleden. Ze leefden samen op de bovenste verdieping, wat betekende dat de overige verdiepingen, met de kamer van de dienstbode, de keuken en de bibliotheek, nog geheel intact waren. Het was een surrealistische ervaring – magisch en melancholisch, zoals het verstrijken van de tijd eigenlijk altijd is.
We denken niet graag na over het einde. We bestrijden het verglijden van de tijd op allerlei manieren (denk aan Emile Ratelband die zijn leeftijd in zijn paspoort wilde laten aanpassen). Maar misschien is het goed dat we maar in één tijd kunnen leven, en die tijd zien verstrijken. Alles gaat voorbij, en juist dát geeft het leven een gouden randje: het feit dat niets herbeleefd kan worden. En dus moeten we het hiermee doen. Als ons leven oneindig was, was niks meer bijzonder. De vergankelijkheid is onverbiddelijk en relatief tegelijk – misschien staat er over honderd jaar wel iemand in mijn huis vol verbazing naar de boekenkast te kijken. Dat vind ik een troostrijk idee.
Zo’n tijdscapsulehuis kom je niet elke dag tegen. Maar de foto, die heb ik. Om me te herinneren aan de tijd, en dat gouden randje.