Schubbig, schonkig, harig en modderig liggen de topinamboeren er op de groentekraam wat onooglijk bij, tussen alle andere zogenaamd ‘vergeten’ groenten. Pah! Vergeten! Zowat al die zogenaamde ‘oergroenten’ zijn al jaren zo ontzettend in dat ze eigenlijk al weer uit zijn, en als iemand probeert te verrassen met een peterseliewortel en een gele biet begint de culinaire meute ostentatief te geeuwen en vraagt of ze anders niet wat van die lekkere ouderwets knapperige sugarsnaps uit Kenia hebben.
You can’t judge a book by looking at the cover, Bo Diddley zong het al. Daarmee wilde hij maar zeggen: Als een boek er uitziet als een harige drol, een pasgeboren witte muis of een stuk gember dat een paar maanden te lang onder de grond heeft gelegen, dan wil dit nog niet zeggen dat het desbetreffende boek niet - na zorgvuldig te zijn verwerkt- heerlijk artisjokkig, notig en/of truffelig smaakt.
Goed, de topinamboer – het is de wortel van een soort zonnebloem - is een lelijk peentje, vergeleken met de ouderwetse pastinaak, de wufte raapsteel en de elegante schorseneer. De topinamboer echter, maakt wat hij aan voorkomen mist, onmiddellijk goed met zijn hoeveelheid namen. De topinamboer wordt behalve topinamboer ook jerusalem-artisjok genoemd, alsmede aardpeer. Niet zomaar drie namen dus, maar drie mooie namen.
Deze lelijkerd heeft een beetje aandacht nodig, zowel bij aankoop als bij bereiding. Nu is wel echt “de tijd er voor”, zoals dat heet, dus houd je ogen voor ze open op de markt, bij de turk en bij de groentejuwelier. Ze zijn de hele winter verkrijgbaar – verwar ze vooral niet met galanga-wortel want dan kunnen er verschrikkelijke dingen gebeuren. Meestal zijn aardperen alleen verkrijgbaar voor veel te veel geld, dus wees een beetje kritisch. Knijp er in: als ze heel zacht, schrompelig en buigzaam zijn, dan zijn ze oud en kun je ze beter laten liggen. Of beter nog kun de groenteboer minzaam aankijken en zeggen: “Sorry G-Man, but laten we wel wezen: this is shit.” Dat klinkt kut, maar zoiets moet je gewoon een keer doen, vooral als hij vijf euro per pond voor die krengen vraagt. Hij is groenteman. Hij weet zelf ook wel dat het rotzooi is dat hij veel te duur verkoopt.
Wat je er dan mee doet: goed schoonmaken. Bij de minder schonkige exemplaren is goed afschrobben genoeg, anders schrappen of in het ergste geval schillen. Dat is een rotklus, maar je zult beloond worden. Het harige puntje moet er af. Leg ze in water met een uitgeknepen citroen, want anders verkleuren ze. Ik heb nooit gezegd dat het makkelijk zou zijn! Maar daarna kan er van alles mee. Je kunt ze dun snijden en rauw geven met citroen, olie, peterselie en kappertjes. Of je kookt ze en staafmixt er met een beetje bouillon soep van met op het laatst nootjes, of sinaasappel, of garnalen. Of je stopt ze in de oven met boter of eendevet of worstjes of of of. Ga ze eten. Je word er een beetje winderig van, maar ook dat is het waard. Topinamboer is onvergetelijke groente!
Hiske zal op het benefietdiner van 17 december hoogstpersoonlijk laten zien wat deze knol allemaal kan: de maaltijd begint met haar eigen topinamboersoep.