In de afgelopen maanden zijn we getrakteerd op een flink aantal instant testosteronklassiekers, met The Expandables als duizelingwekkend hoogtepunt. Jason Statham die zijn hoofd door een gat in de romp van een vliegtuig steekt om met een enorme mitrailleur een hele legereenheid aan gort te schieten, ik zal het nooit vergeten. Het was een soort liefdesbaby van Arnold Schwarzenegger en Sylvester Stallone.
Maar goed, inmiddels ligt dit juweeltje waarschijnlijk alweer voor 10 euro in de schappen en wordt het bioscooplandschap bepaald door allerhande psychologische drama's en thrillers. Jammer, want tussen het voeren van Socratische gesprekken en het lezen van Tolstoy heb ik behoefte aan oprechte ontspanning.
Gelukkig kan de liefhebber van de actiefilm altijd bogen op een flinke reeks evergreens. Eentje die ik van harte kan aanraden is The Last Boy Scout. Wat mij betreft is dit het beste dat de filmindustrie in de jaren negentig heeft voortgebracht (en dat al in '91), op de voet gevolgd door The Big Lebowski uiteraard. Deze film is net zo lang houdbaar als zijn hoofdrolspeler, Bruce Willis, die alleen maar beter lijkt te worden met de jaren. Helaas vergen de producties van tegenwoordig dat hij zichzelf te kakken zet door op cockpits van straaljagers te klimmen en Hummers in liftschachten gooit (Die Hard 4). Daar de kan de beste man natuurlijk niets aan doen. Zijn ongewassen, ruige uitstraling staat nog steeds als een huis, maar toch komt hij het best tot zijn recht in films met een wat lager special effects-gehalte.
Zo'n film is The Last Boy Scout. Een klassiek verhaallijntje over twee nukkige mannen die ongewild op elkaar zijn aangewezen om de schurken mores te leren. Twee mannen die gedurende de film steeds meer butsen gaan vertonen, hun vier vuisten en een reeks klinkende oneliners vatten eigenlijk alles samen. Maar de beste omschrijving is de titel van een filmnacht die in een grijs verleden is georganiseerd in het filmhuis waar ik werk: "Waar Bruce Willis, is een weg."