Foto: Jonathan van het Reve
Mijn carrière als afwasser en kok heeft eigenlijk best lang geduurd: bijna vijf jaar. Ik zou helaas liegen als ik zei dat ik nu goed kon koken, maar ik heb wel veel geleerd. Dat je een vallend mes nooit moet opvangen bijvoorbeeld, en dat je de staafmixer eerst uit de muur moet trekken als je het dingetje wilt schoonpeuteren. Maar het allerbelangrijkste, en ik maak geen grapje, het allerbelangrijkste wat ik heb geleerd in die vijf jaar zwoegen in die gloeiendhete teringkeuken, belangrijker nog dan Dreft of kreeftenmousse, of zelfs collegialiteit, dat is het belang van de tang.
Hoe, waar dan ook op de wereld, ooit iemand heeft kunnen koken zonder tang, is mij een raadsel. Een tang is oorspronkelijk bedoeld (denk ik) om tartaartjes en dergelijke om te draaien, maar hij kan zo ontzettend veel meer! Groenten op de grillplaat keren, een aardappel uit het kookwater vissen, spaghetti opscheppen, een karkas uit de soep tillen, een gevallen lepel opvissen uit de gloeiende saus – het houdt niet op.
Welke dwaas brandt voor zijn lol zijn poten aan de drumsticks? Wie schept er nou, uit vrije wil, spaghetti op met twee vorken, of met zo’n tuttige reuzenpincet? Je zou wel hartstikke gek zijn.
Mijn tip: koop zo’n tang. Niet eentje van plastic, niet zo’n pincet, en vooral ook niet de rechte variant: het “business end” moet een hoek van ongeveer 45 graden maken met de hoofdstangen. Op de foto ziet u wat ik bedoel. Het lijkt geneuzel, maar het is echt waar dat de rechte variant (Hema, Blokker, etc.) volstrekt waardeloos is. Koop voor de gein allebei als u mij niet gelooft, en let op hoe vaak u die rechte nog gebruikt. Nooit dus.
Het exemplaar op de foto is van mij. Hij is gemaakt door de firma Rostfrei in Duitsland, en gekocht bij de firma Duikelman in Amsterdam. Ik heb er maar eentje nodig natuurlijk, maar ik koop er elk jaar wel een paar, eigenlijk iedere keer dat ik bij Duikelman ben, en die geef ik dan weg in mijn omgeving. Mensen zijn je eeuwig dankbaar, en de volgende keer dat je bij ze gaat koken, kun je tenminste uit de voeten.
Echt waar: koop zo’n tang.
Jonathan van het Reve (1983) is geboren in Amsterdam, maar heeft bijna zijn hele jeugd in Abcoude gewoond. In juni 2007 debuteerde hij bij Nijgh & Van Ditmar met zijn novelle De boot en het meisje, waarvan in september van dat jaar de tweede druk verscheen. Hij las voor op Lowlands en in november 2007 was hij 'writer in residence' van het Crossing Border Festival in Den Haag. Verder publiceerde hij verhalen in (onder andere) Tijdschrift Nexus, Hollands Diep en Folia. Hij beheert mede het digitale tijdschrift Rosa en schrijft sinds april 2008 elke vrijdag een column in Het Parool. Sinds januari 2009 vult hij daarnaast een wekelijke rubriek in Vrij Nederland.