Stukje. Op het eerste gezicht een wat gewaagde naam voor een etenswaar, gezien de ongunstige associaties die het oproept. Toen ik dit product voor het eerst in de schappen van de sectie vegetarisch zag liggen, moest ik meteen denken aan de snotstoel van de vader van Olga in Turks Fruit, daarna aan harde, zwarte snotklonters in mijn eigen neus na een dagje banjeren in Cairo, daarna aan kamelen, daarna aan vrouwen die een te strakke broek dragen, daarna aan Nicholas Cage, daarna aan slangenleer, daarna aan het meisje dat best wel knap was net bij de tomaten – om jullie een inkijkje te geven in de stream of consciousness die mij in de Albert Heijn dan volledig van mijn à propos brengt, waardoor ik nooit met de juiste spullen thuis kom.
Niet alleen de naam zal veel mensen doen gruwelen, ook de reputatie van de vleesvervanger vervult de carnivoor met dedain. Het is immers niet-vlees, niet bief-stukje. Deze mensen hebben het helemaal verkeerd begrepen. Natuurlijk is het geen vlees, het is een chillere versie van groente en eiwithoudende plantaardige grondstoffen. Gewoon even een tijdje proberen en je niet meteen verschuilen achter ‘lust-ik-niets’, vlees heimwee of ‘kost-duurs’. Vooral de lust-ik-niet is een tamelijk kinderachtig non-argument en ook over vlees heimwee is heen te komen.
Nu wil ik hiermee niet zeggen dat deze vleeseters domme of slechte mensen zijn, noch pleit ik voor een vegetarische levenswijze. Dit is slechts een ode aan het stukje. Wel zou ik graag willen dat fervente tegenstanders van het stukje het pas verschenen boek Eating Animals van Jonathan Safran Foer (aha, een verborgen tip!) lezen. Wil je niet eens weten wat je al jaren in je mond stopt? Wat voor effect het eten van boterhamworst op de maatschappij, de economie en het milieu heeft? Denk je nu: ‘nee, laat me met rust, wat een kut tip’, lees dan toch maar dit boek. En eet een stukje!