Als je jezelf lang en indringend aankijkt in de spiegel, kan het zijn dat je het omhulsel van je lichaam even vergeet en een diepgaand metafysisch bewustzijn bereikt. Toen ik zeven was had ik zo’n spiegelmoment. Ik tuurde naar mijn spiegelbeeld en werd overvallen door een kraakhelder inzicht: dat ik net zo goed een slak had kunnen zijn.
Ja, een slak. Ik zag dat mensenschepseltje tegenover me aandachtig naar zichzelf kijken en bedacht: mijn wezen, mijn cellen, de moleculen waaruit ik besta, ze hadden net zo goed kunnen bestaan in de vorm van een klein, slijmerig, pindavormig organisme met ogen op stokjes. Wat is nou eigenlijk het verschil?
Het lag waarschijnlijk aan mijn filosoferende vader dat ik hier plotseling zo ernstig over nadacht. Mijn vader studeerde natuurkunde en wetenschapsfilosofie en is er al zo lang als ik hem ken van overtuigd dat de werkelijkheid die wij waarnemen, niet de werkelijkheid is zoals hij werkelijk is. Hij was nooit te beroerd om deze uit de kwantummechanica voortgekomen postkantiaanse theorie met mij te delen. "De wereld is opgebouwd uit heel kleine deeltjes", vertelde hij kleine Maite, "die noemen we elementaire deeltjes. Alles op aarde is daarvan gemaakt." "Dat krijg je ervan", zei mijn moeder, "nu denkt ze dat ze een slak is."
Maar denken dat je net zo goed een slak had kunnen zijn is zo erg nog niet. Het metafysische aspect van de slakgedachte zet je gek genoeg ook weer met twee benen op de grond. Terwijl je zo lang naar jezelf kijkt dat je geest zich van zijn lichaam abstraheert, besef je hoe relatief alles is. Dat je een dier bent te midden van andere dieren. Dat de meeste van je zorgen – of je haar wel goed zit, of het jaarverslag wel op tijd af komt – niet zo heel belangrijk zijn. Het punt is dat je leeft, met allemaal andere wezens op een planeet in de ruimte. En al die wezens zijn opgebouwd uit dezelfde elementaire deeltjes. En dat is tegelijkertijd fantastisch en angstaanjagend. (Waarschuwing: op slechte dagen kan een spiegelmoment ook heel noodlottig uitpakken.)
Misschien zijn die spiegelmomenten wel juist momenten waarop je je bij uitstek heel erg mens en heel erg dier tegelijk voelt. Mensen kunnen op zichzelf reflecteren, dieren niet. Maar door die reflectie op jezelf kun je als mens plotseling heel sterk beseffen dat je een dier bent, een organisme zoals alle andere. Dit heeft een religieuze connotatie; het dwingt je tot nederigheid. Waarom zou een mens beter zijn dan een slak?
Sinds God door de meesten van ons is doodverklaard kennen we nauwelijks nog buitenzinnelijke ervaringen. Af en toe een spiegelmoment helpt je om alles weer even in perspectief te zien. En de volgende keer als je ’s zomers in de tuin zit en een naaktslak ziet losgaan op een klaverblad, bedenk dan: "dat had ik net zo goed zelf kunnen zijn."