Mijn opa maakte vaak dezelfde grap. Hij pakte dan heel teder je polsen vast, bekeek uitgebreid je palmen en zei: “Wat een mooie handen.” Vervolgens keek hij glunderend op en bekende: “Daar zou ik wel eens in willen poepen,” waarna hij schaterend wegliep. Mijn eigen vader heeft deze poep- en plashumor overgenomen en is een groot fan van het trek-eens-aan-mijn-vinger-principe. Het is ook een belangrijk deel van de Nederlandse cultuur, zie Ome Willem met zijn broodje poep, de Raggende Manne met hun nummer ‘Zal ik jou eens even in je bek schijten?’ en Hans Teeuwen die dezelfde vraag aan een zieke oude non stelde. Ikzelf heb echter een grote weerzin ontwikkeld tegen alles wat met de ontlasting te maken heeft.
Wat dat betreft ben ik een echte tuthola. Mannen uit alle lagen van de bevolking verkondigen graag dat ze ‘effe gaan schijten’ en pissen waar het maar kan. Ik kan tot mijn grote ergernis niet eens plassen in urinoirs als er iemand naast me staat, tenzij ik net zo lang door-associeer op het porseleinmerk dat mijn zelfbewustzijn vanzelf vervliegt en de stroom aarzelend op gang komt (het beste merk is ‘Sphinx’, van daar maak je de volgende serie: sphinx-egypte-cleopatra-asterix en obelix-kuifje-kapper-slager-kipfilet-Jolande Sap-fruitsap… aaaaarrgghhh).
Het meest lastige vind ik de grote boodschap. In plaats van de gebruikelijke mannelijke trots over hun creatie, voel ik slechts gêne over de vuiligheid die mijn lichaam produceert. Ik doe het dan ook zoveel mogelijk in de veilige omgeving van mijn huis, wanneer mijn huisgenoot afwezig is. Dit heeft inmiddels tot een soort Pavlov-reactie in mijn verteringsstelsel geleid: zodra ik mijn straat binnenfiets, voel ik de aandrang.
Maar soms is de nood te hoog of zijn de omstandigheden te moeilijk. Dan moet ik het doen in het (indirecte) gezelschap van familie, vrienden of op z’n minst mijn huisgenoot. Ook dan heb ik verschillende trucs: ik verlaat de WC nep-bellend om mijn lange afwezigheid te verklaren of ik zet de kraan open om het geluid te smoren.
Dit past natuurlijk niet in deze ongegeneerde tijd, waarin verlegenheid een zonde lijkt te zijn. "Schaam jij je? Je moet je schamen voor dat schamen van je!" Maar ik moet zeggen dat ik deze lullige momenten steeds meer koester (net als mijn ongemak), omdat het goed is om te merken dat je nog grenzen hebt. Het zijn in feite de kaders van wie je bent. Dus schaam je gewoon, schaamteloos.
De grootste uitdaging kwam echter deze week, toen ik met een vriendin in een stacaravan in Zeeland verbleef. Het was doodstil in en om dit ‘huisje’ en de muren waren flinterdun. Bovendien zat er geen wasbakje in het WC-tje. Toch moest ik. Terwijl ik plaatsnam op de bril, hoorde ik heel duidelijk elke beweging die zij in de woonkamer maakte: een slokje thee, het zachte typen op haar laptop… Dat betekende dat ze ook van mij… Alles… Ik had muziek op moeten zetten, sukkel die ik was. Maar het was te laat, ik voelde het. Dus zette ik me schrap en dempte met een uiterste concentratie en krachtsinspanning elk geluid. Mijn onderrug kraakte, mijn spieren spanden zich aan; dit was beter dan honderd yogalessen bij elkaar. In deze stilte kwam ik met gesloten ogen tot allerlei kosmische inzichten.
Het was het toppunt van beschaving.